Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2116 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013
Artikel 40 Opschorting van betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuring
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2116)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2116)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Wanneer de lidstaten de in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, bedoelde documenten niet indienen binnen de in artikel 9, lid 3, bepaalde termijnen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van het totaal van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen. Na ontvangst van de ontbrekende documenten van de betrokken lidstaat voert de Commissie de opgeschorte betalingen alsnog uit, mits deze documenten uiterlijk zes maanden na de uiterste datum in kwestie zijn ontvangen.
Wat de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen betreft, worden uitgavendeclaraties op grond van lid 7 van dat artikel niet ontvankelijk geacht.
2.
Indien de Commissie in het kader van de in artikel 54 bedoelde jaarlijkse prestatiegoedkeuring vaststelt dat het verschil tussen de gedeclareerde uitgaven en het met de relevante gerapporteerde output corresponderende bedrag meer dan 50 % bedraagt en de lidstaat dat niet naar behoren kan motiveren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen.
Opschorting vindt plaats voor relevante uitgaven die betrekking hebben op de interventies die aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde verlaging zijn onderworpen, en de op te schorten betaling mag niet hoger zijn dan het percentage dat correspondeert met de verlaging zoals toegepast overeenkomstig artikel 54, lid 2. De opgeschorte betalingen worden, uiterlijk door middel van de in artikel 54 bedoelde uitvoeringshandeling met betrekking tot het jaar waarin de betalingen werden opgeschort, door de Commissie aan de lidstaten terugbetaald dan wel blijvend verlaagd. Indien de lidstaten echter aantonen dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie middels een afzonderlijke uitvoeringshandeling de opschorting eerder opheffen.
3.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage van de schorsing van betalingen.
4.
De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Voordat de Commissie de in lid 1 en in lid 2, eerste alinea, van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.
5.
In de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen, wordt rekening gehouden met de in het kader van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen.