Einde inhoudsopgave
Pensioenwet
Artikel 90a Collectieve waardeoverdracht van een pensioenfonds of premiepensioeninstelling naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 515 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 34934)
- Inwerkingtreding
13-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 517 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Een pensioenfonds of premiepensioeninstelling is met inachtneming van artikel 90 slechts bevoegd over te gaan tot collectieve waardeoverdracht naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit de andere lidstaat haar zetel heeft, goedkeuring hebben verleend voor de collectieve waardeoverdracht.
2.
Ten behoeve van een aanvraag tot goedkeuring van een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid:
- a.
stelt het pensioenfonds of de premiepensioeninstelling de informatie over de aan de voorgenomen collectieve waardeoverdracht verbonden voorwaarden tijdig ter beschikking aan de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht, bedoeld in onderdeel b, onder 1°; en
- b.
is vereist dat:
- 1°
een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gewezen deelnemers en een tweederdemeerderheid van de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd; en
- 2°
indien van toepassing, de werkgever het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht heeft goedgekeurd.
3.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit de andere lidstaat haar zetel heeft kunnen alleen goedkeuring verlenen voor de collectieve waardeoverdracht indien de toezichthouder die bevoegde autoriteiten heeft meegedeeld toestemming te verlenen voor de collectieve waardeoverdracht. De artikelen 83, tweede lid, onderdeel c, en 84, tweede lid, onderdeel a, zijn niet van toepassing.
4.
De toezichthouder verleent alleen toestemming voor de collectieve waardeoverdracht, indien:
- a.
in geval van een gedeeltelijke collectieve waardeoverdracht de langetermijnbelangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden van het resterende deel van de pensioenregeling afdoende worden beschermd;
- b.
de individuele pensioenaanspraken en pensioenrechten van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden na de collectieve waardeoverdracht minstens gelijk blijven; en
- c.
de met de over te dragen pensioenregeling overeenkomende activa toereikend en passend zijn om de over te dragen passiva, technische voorzieningen en andere verplichtingen en rechten te dekken.
5.
De toezichthouder deelt de resultaten van zijn beoordeling binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot goedkeuring met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit de andere lidstaat haar zetel heeft.
6.
Indien de collectieve waardeoverdracht in een grensoverschrijdende activiteit resulteert, informeert de toezichthouder de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de pensioeninstelling uit de andere lidstaat haar zetel heeft binnen vier weken na ontvangst van het besluit waarmee goedkeuring wordt verleend voor de collectieve waardeoverdracht over de bepalingen van de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving die van toepassing zijn op de pensioenregeling waarvan de waarde is overgedragen. De artikelen 200, tweede lid, 201 en 202 zijn van overeenkomstige toepassing.
7.
De kosten van de collectieve waardeoverdracht komen niet ten laste van de bij het pensioenfonds of de premiepensioeninstelling resterende deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.