Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
2.1 Hoger onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26470 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBV 2023/22)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND verstaat onder geaccrediteerd onderwijs in de zin van artikel 3.41 Vb onderwijs conform artikel 6.2 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.
Mobiliteit binnen de Europese Unie van studenten
Binnen deze vorm van mobiliteit voor studenten is een onderscheid te maken tussen:
- •
Uitgaande mobiliteit, waarbij de IND aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘Studie’ heeft verleend en Nederland de eerste lidstaat is; of
- •
Inkomende mobiliteit, zoals bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, Vb, waarbij aan de vreemdeling een verblijfsvergunning voor studie is verleend door een andere lidstaat binnen de Europese Unie en Nederland de tweede lidstaat is.
Bij mobiliteit voor studenten moet altijd sprake zijn van een EU-programma of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs op grond waarvan de vreemdeling voor de duur van maximaal 360 dagen per tweede lidstaat of lidstaten mag verblijven zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid van richtlijn (EU) 2016/801.
Uitgaande mobiliteit
De erkende referent is verplicht om, indien de vreemdeling in het bezit is van een door de IND afgegeven verblijfsvergunning regulier voor studie en hij een deel van het onderwijsprogramma gaat volgen in één of meerdere tweede lidstaten, uiterlijk vier weken voor aanvang van de uitgaande mobiliteit alle volgende informatie te melden bij de IND:
- •
De verwachte duur van de mobiliteit met de verwachte begin- en einddatum;
- •
In welke tweede lidstaat of lidstaten de vreemdeling een deel van het onderwijsprogramma gaat volgen;
- •
Of de vreemdeling aansluitend terugkeert naar Nederland als eerste lidstaat en zo ja, wanneer hij verwacht terug te keren; en
- •
Van welk EU-programma of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs de vreemdeling gebruik maakt.
Inkomende mobiliteit
De IND verschaft na ontvangst van een kennisgeving, als bedoeld in artikel 4.47, eerste lid, Vb respectievelijk artikel 4.47 vierde lid, Vb, desgevraagd een verblijfssticker waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, als aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit is voldaan:
- •
De vreemdeling is in het bezit van een geldige verblijfsvergunning met de vermelding van het verblijfsdoel studie, afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie, met uitzondering van Ierland en Denemarken. Als die lidstaat geen verblijfsvergunning verleent met het verblijfsdoel studie, dan is het aan de vreemdeling om aan te tonen, dat hij een verblijfsrecht in het kader van studie heeft;
- •
Het verblijf van de vreemdeling in Nederland valt onder een EU-programma of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of onder een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs;
- •
De kennisgeving is voorzien van alle relevante stukken als genoemd in paragraaf B3/5 Vc ingediend door een hiertoe gemachtigde erkende onderwijsinstelling in Nederland of de vreemdeling zelf;
- •
De mobiliteit is voor de duur van maximaal 360 dagen en past binnen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zoals afgegeven door de eerste lidstaat;
- •
De vreemdeling gaat een deel van de studie in Nederland volgen aan een krachtens artikel 2c van de Vw als referent erkende onderwijsinstelling; en
- •
Er zijn geen bewijzen of ernstige en objectieve redenen om vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling andere doelen dient of zou dienen als bedoeld in artikel 3.3, zesde lid, Vb.
Indien niet langer aan de voorwaarden voor inkomende mobiliteit wordt voldaan, maakt de IND bij de gemachtigde onderwijsinstelling en/of de vreemdeling kenbaar dat het verblijfsrecht in kader van de inkomende mobiliteit is geëindigd. Hierop is artikel 62a, derde lid, Vw van toepassing.