NJB 2024/209:Medeplegen van het opzettelijk telen van hennep: medeplegen vereist een ‘nauwe en bewuste samenwerking’. Daartoe dient ‘de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht’ te zijn. Wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd. Daartoe telt onder meer dat de gedragingen van de verdachte niet beperkt zijn gebleven tot het verschaffen van gelegenheid voor het telen van hennepplanten onder meer door haar echtgenoot gedurende twee maanden, soms wel drie of vier keer per week, te vervoeren naar de woning waar de hennepkwekerij was. Uit de bewijsvoering volgt namelijk ook dat in de woning hennepplanten werden gekweekt om daarmee geld te verdienen voor het aflossen van schulden van de verdachte en haar echtgenoot, en dat de taken tussen de verdachte en haar echtgenoot daarbij zo waren verdeeld dat – terwijl haar echtgenoot het telen voor zijn rekening nam – de verdachte aanwezig was in die woning om daar dagelijkse dingen te doen en zo de indruk te wekken dat de woning alleen voor bewoning werd gebruikt en daarmee tevens te voorkomen dat haar echtgenoot zou worden aangehouden.