Hof Amsterdam, 21-12-2021, nr. 200.152.052/01
ECLI:NL:GHAMS:2021:4064
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
21-12-2021
- Zaaknummer
200.152.052/01
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:4064, Uitspraak, Hof Amsterdam, 21‑12‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:GHAMS:2016:1587, Uitspraak, Hof Amsterdam (OK), 08‑04‑2016
ECLI:NL:GHAMS:2016:1106, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑03‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:GHAMS:2014:5238, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑12‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:GHAMS:2014:5237, Uitspraak, Hof Amsterdam, 04‑12‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2016-0151
AR 2016/973
OR-Updates.nl 2016-0107
AR 2015/61
OR-Updates.nl 2015-0020
Uitspraak 21‑12‑2021
Inhoudsindicatie
beëindiging onderzoek
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.152.052/01 OK en 200.152.052/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 december 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONEY SERVICE ONLINE B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: voorheen mr. R.H. van Dijke, kantoorhoudende te Amersfoort, thans mr. T.E. Kuijpers, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTS GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
VERWEERSTER,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag en mr. J.F.T.A. van den Eijnden, kantoorhoudende te Rotterdam, thans mr. S. van Steenwijk, kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] ,
gevestigd te [....] ,
2. [B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag, thans geen.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen worden hierna onderscheidenlijk aangeduid als MSO, VTS, [A] en [B] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 4 december 2014, 9 december 2014, 24 maart 2016 en 18 april 2016.
1.3 Bij de beschikking van 4 december 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van VTS over de periode vanaf 1 januari 2012, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van VTS. Bij beschikking van 9 december 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. F. Rense als onderzoeker en mr. C.F. Mijs (hierna: Mijs) aangewezen als bestuurder van VTS.
1.4 Op 7 december 2015 heeft mr. Van Dijke namens MSO bij de Ondernemingskamer een verzoekschrift ingediend waarin MSO de Ondernemingskamer heeft verzocht – zakelijk weergegeven – om, bij wijze van onmiddellijke voorziening, opdracht te geven tot het starten van het onderzoek door mr. Rense alsmede elke andere onmiddellijke voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.5 Bij op 7 januari 2016 ter griffie ingekomen verweerschrift heeft VTS geconcludeerd tot afwijzing van de door VSO verzochte onmiddellijke voorzieningen.
1.6 Bij brief van 20 januari 2016 heeft mr. Kuijpers namens MSO de Ondernemingskamer verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift bedoeld onder 1.4.
1.7 Op 21 januari 2016 heeft mr. Van den Eijnden namens VTS medegedeeld dat VTS akkoord is met het aanhoudingsverzoek bedoeld onder 1.6. Vervolgens heeft de secretaris aan (de advocaten van) partijen medegedeeld dat de behandeling van het verzoekschrift onder 1.4 pro forma is aangehouden tot 21 juli 2016.
1.8 Bij de beschikking van 24 maart 2016 heeft de Ondernemingskamer Mijs op eigen verzoek uit diens functie van bestuurder ontheven en (de advocaten van) partijen in gelegenheid gesteld tot uiterlijk donderdag 31 maart 2016 zich schriftelijk uit te laten over de voortzetting van het onderzoek en de gelaste onmiddellijke voorziening zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014 en indien voortzetting van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening gewenst wordt over de financiering daarvan.
1.9 Bij beschikking van 8 april 2016 heeft de Ondernemingskamer MSO tot uiterlijk 18 april 2016 in de gelegenheid gesteld zich bereid te verklaren in te staan voor de financiering van de onderzoekskosten en de bij haar beschikking van 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening in deze zaak beëindigd. Vervolgens is het onderzoek op verzoek van MSO en VTS niet beëindigd en heeft de Ondernemingskamer het onderzoek (en daarmee ook de behandeling van het verzoekschrift bedoeld onder 1.4) steeds aangehouden.
1.10 Bij e-mails van 11 december 2021 heeft mr. Kuijpers namens MSO respectievelijk mr. Van Steenwijk namens VTS de Ondernemingskamer verzocht – zo verstaat de Ondernemingskamer – het onderzoek te beëindigen en daarmee impliciet het verzoek onder 1.4 ingetrokken.
1.11 Bij brief van 13 december 2021 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer [A] en [B] in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek bedoeld onder 1.10. Daarop heeft de Ondernemingskamer geen reactie ontvangen.
2. De gronden van de beslissing
Nu er geen bezwaren zijn ontvangen tegen het verzoek tot – zo verstaat de Ondernemingskamer – beëindiging van het bevolen onderzoek en intrekking van het onder 1.4 bedoelde verzoek en de Ondernemingskamer voorts niet is gebleken van enig belang dat zich tegen de toewijzing van het verzoek verzet, zal de Ondernemingskamer het verzoek inwilligen aldus dat zij MSO in het onder 1.4 bedoelde verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren en het bij beschikking van 4 december 2014 bevolen onderzoek zal beëindigen, een en ander met ingang van heden.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verklaart MSO niet-ontvankelijk in het verzoek van 7 december 2015 om, bij wijze van onmiddellijke voorziening, opdracht te geven tot het starten van het onderzoek, alsmede elke andere onmiddellijke voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht;
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 4 december 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS Groep Nederland B.V.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
Uitspraak 08‑04‑2016
Inhoudsindicatie
De OK stelt verzoekster tot uiterlijk 18 april 2016 in de gelegenheid zich bereid te verklaren in te staan voor financiering van de onderzoekskosten en beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening in deze zaak.
Mrs. G.C. Makkink, A.C. Faber, A.J. Wolfs
Partij(en)
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 april 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONEY SERVICE ONLINE B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: voorheen mr. R.H. van Dijke, kantoorhoudende te Amersfoort, thans mr. T.E.
Kuijpers, kantoorhoudende te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTS GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
VERWEERSTER,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag, thans mr.
J.F.T.A. van den Eijnden, kantoorhoudende te Rotterdam,
en tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.VAN DE WEERT HOLDING B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
- 2.
Michel VAN DE WEERT,
wonende te Krimpen aan den IJssel,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag, thans
geen.
1. Het verloop van het geding
1.1
Partijen worden hierna onderscheidenlijk aangeduid als MSO, VTS, Van de Weert Holding en Van de Weert.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 4 december 2014, 9 december 2014 en 24 maart 2016.
1.3
Bij de beschikking van 4 december 2014 heeft de Ondernemingskamer — voor zover thans van belang — een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van VTS over de periode vanaf 1 januari 2012, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede — bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding — een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van VTS. Bij beschikking van 9 december 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. f. Rense als onderzoeker en mr. C.F. Mijs (hierna: Mijs) aangewezen als bestuurder van VTS.
1.4
Op 7 december 2015 heeft mr. Van Dijke namens MSO bij de Ondernemingskamer een verzoekschrift ingediend waarin MSO de Ondernemingskamer heeft verzocht — zakelijk weergegeven — om, bij wijze van onmiddellijke voorziening, opdracht te geven tot het starten van het onderzoek door mr. Rense alsmede elke andere onmiddellijke voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.5
Bij op 7 januari 2016 ter griffie ingekomen verweerschrift heeft VTS geconcludeerd tot afwijzing van de door VSO verzochte onmiddellijke voorzieningen.
1.6
Bij brief van 20 januari 2016 heeft mr. Kuijpers namens MSO de Ondernemingskamer
Verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift bedoeld onder 1.3.
1.7
Op 21 januari 2016 heeft mr. Van den Eijnden namens VTS medegedeeld dat VTS akkoord is met het aanhoudingsverzoek bedoeld onder 1.6. Vervolgens heeft de secretaris aan (de advocaten van) partijen medegedeeld dat de behandeling van het verzoekschrift onder 1.4 pro forma is aangehouden tot 21 juli 2016.
1.8
Bij de beschikking van 24 maart 2016 heeft de Ondernemingskamer Mijs op eigen verzoek uit diens functie van bestuurder ontheven en (de advocaten van) partijen in gelegenheid gesteld tot uiterlijk donderdag 31 maart 2016 zich schriftelijk uit te laten over de voortzetting van het onderzoek en de gelaste onmiddellijke voorziening zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014 en indien voortzetting van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening gewenst wordt over de financiering daarvan.
1.9
Bij brief van 30 maart 2016 heeft mr. Kuijpers namens MSO aan de Ondernemingskamer bericht dat MSO het van essentieel belang acht dat het onderzoek (alsnog) wordt uitgevoerd. MSO acht het verder ‘niet reëel dat van haar zou worden verlangd om zekerheid te stellen voor de betaling van het onderzoek, c.q. de kosten van het onderzoek te dragen, temeer omdat zij al veel kosten heeft gemaakt in het kader van de onderhavige procedure.’ Om die redenen acht MSO het van belang dat de kosten van het onderzoek en de kosten van de door Ondernemingskamer benoemde en te benoemen bestuurder(s) ten laste komen van Van de Weert c.q. Van de Weert Holding. Voorts is MSO van oordeel dat de (liquiditeits)problemen die door de voormalig bestuurder(s) van VTS zijn veroorzaakt niet voortvarend worden aangepakt en opgelost. MSO is daarom van oordeel dat de getroffen onmiddellijke voorziening moet worden voortgezet en dat bij voorkeur een bestuurder met een financiële achtergrond benoemd wordt.
1.10
De Ondernemingskamer heeft van de (advocaten van) overige partijen niet vernomen.
2. De gronden van de beslissing
2.1
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Artikel 2: 350 lid 3BW bepaalt onder andere dat de rechtspersoon de kosten van het onderzoek betaalt en dat de Ondernemingskamer kan bepalen dat de rechtspersoon voor de betaling van de kosten zekerheid verstrekt. Op grond van art. 2: 354 BW kan de Ondernemingskamer na kennisneming van het verslag van het onderzoek op verzoek van de rechtspersoon beslissen dat deze de kosten van het onderzoek geheel of gedeeltelijk kan verhalen op een bestuurder, commissaris of een ander die in dienst van de rechtspersoon is, indien uit het verslag blijkt dat deze verantwoordelijk is voor een onjuist beleid of een onbevredigende gang van zaken van de rechtspersoon.
2.2
Bovenstaande artikelen, in samenhang beschouwd, brengen mee dat bij toewijzing van het enquêteverzoek, in beginsel niet kan worden bepaald
- (i)
dat anderen dan de rechtspersoon de kosten van het onderzoek dragen of
- (ii)
dat anderen dan de rechtspersoon zekerheid stellen. Dit is slechts anders in zeer uitzonderlijke omstandigheden (Ondernemingskamer 27 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY7940).
2.3
In de beschikking van 4 december 2014 heeft de Ondernemingskamer overwogen
- —
dat VTS, Van de Weert en Van de Weert Holding (hierna VTS c.s.) erkennen — althans niet betwisten- dat zij MSO's aandeelhouderschap ontkennen en (daarom) MSO's wettelijke en statutaire aandeelhoudersrechten niet honoreren en dat dit gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van VTS te twijfelen (rechtsoverweging 3.8);
- —
dat de jaarrekening van VTS over 2012 vragen Oproept en dat zonder nadere toelichting van VTS c.s., die ontbreekt, onduidelijk is waarom de termijnen waarop de geldtransporten door VTS aan haar klanten worden afgeleverd aanzienlijk zijn toegenomen en dat ook deze omstandigheden aanleiding zijn voor het oordeel om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van VTS te twijfelen (rechtsoverweging 3.9);en
- —
dat het de onderzoekers vrijstaat ook de overige door MSO naar voren gebrachte bezwaren (als weergegeven in rechtsoverweging 3.5 sub h en i) in het onderzoek te betrekken en dat in het midden kan blijven of die bezwaren op zichzelf een gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen opleveren (rechtsoverweging 3.10).
2.4
Bovenstaande overwegingen geven geen aanleiding om, zoals MSO in haar brief van 30 maart 2016 verzoekt, een uitzondering te maken op het hierboven weergegeven wettelijk systeem. Ook voor de — door Van de Weert betwiste — bevindingen van Mijs dat Van de Weert als bestuurder de administratie van VTS zou hebben verwaarloosd, een schuld in rekening-courant heeft aan VTS van circa € 70.000 en VTS thans beconcurreert door middel van een nieuwe onderneming, acht de Ondernemingskamer onvoldoende om Van de Weert en/of Van de Weert Holding thans te verplichten tot financiering van de kosten van het onderzoek.
2.5
Nu gelet op de mededelingen van mr. Mijs in zijn brief bedoeld onder rechtsoverweging 1.8 van de beschikking van 24 maart 2016 vaststaat dat VTS nog steeds in financiële moeilijkheden verkeert en concrete aanwijzingen dat in deze situatie op afzienbare termijn verandering zal komen ontbreken, bestaat thans geen reëel uitzicht op uitvoering van het gelaste onderzoek binnen een redelijke termijn, tenzij MSO bereid is de kosten daarvan te financieren. MSO heeft niet te kennen gegeven daartoe bereid te zijn. Bij deze stand van zaken zal de Ondernemingskamer het bevolen onderzoek beëindigen, tenzij MSO zich binnen 10 dagen na heden alsnog bereid verklaard in te staan voor financiering van de onderzoekskosten.
2.6
Indien het onderzoek wordt beëindigd, zal als uitvloeisel daarvan ook de onmiddellijke voorziening worden beëindigd. Indien het onderzoek niet wordt beëindigd zal de Ondernemingskamer beoordelen of handhaving van de onmiddellijke voorziening nodig is. In dit verband constateert de Ondernemingskamer dat uit de in de beschikking van 24 maart 2016 onder 1.8 en 1.10 genoemde correspondentie blijkt dat op 30 juni 2015 Van de Weert Holding de door haar gehouden aandelen in VTS (55,6% van het geplaatste kapitaal) heeft overgedragen aan Microsim Risk & Calamity Consultancy B.V. (hierna: Microsim) en dat Van de Weert op diezelfde datum is ontslagen als bestuurder van VTS. Voorts is D. van Bekkum, enig bestuurder en enig aandeelhouder van Microsim, sinds 30 september 2015 bestuurder van VTS. Dit betekent dat de toestand van de vennootschap die ten tijde van de beschikking van 4 december 2014 aanleiding vormde voor het treffen van de onmiddellijke voorziening in de vorm van een tijdelijk bestuurder niet meer bestaat. Het standpunt van MSO dat het huidige bestuur van VTS de door Van de Weert veroorzaakte problemen niet voldoende voortvarend oplost doet daar niet aan af. Het standpunt van MSO dat Van de Weert en/of Van der Weert Holding de kosten van een door de Ondernemingskamer te benoemen tijdelijk bestuurder zou moeten dragen, wordt verworpen en de stelling van MSO dat de kosten van de tijdelijk bestuurder gefinancierd kunnen worden ‘uit een te realiseren verbetering van de liquiditeit en een verhoging van de omzet van VTS’ is onvoldoende concreet in het licht van de financiële moeilijkheden waarin VTS thans nog verkeert en de omstandigheid dat de kosten van Mijs als tijdelijk bestuurder nog grotendeels onbetaald zijn gebleven. De slotsom is derhalve dat de redenen die aanleiding waren voor het treffen van de onmiddellijke voorziening thans niet meer bestaan en dat geen reële zekerheid kan worden gesteld voor de kosten van een tijdelijk bestuurder. De Ondernemingskamer zal de onmiddellijke voorziening daarom beëindigen.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
stelt Money Service Online B.V. tot uiterlijk 18 april 2016 in de gelegenheid zich bereid te verklaren in te staan voor financiering van de onderzoekskosten;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening in deze zaak;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. J. van den Belt en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 8 april 2016.
Uitspraak 24‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Ontheffing van de bestuurder; partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het vervolg van de procedure.
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.152.052/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 24 maart 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONEY SERVICE ONLINE B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: voorheen mr. R.H. van Dijke, kantoorhoudende te Amersfoort, thans mr. T.E. Kuijpers, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTS GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
VERWEERSTER,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag, thans mr. J.F.T.A. van den Eijnden, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] ,
gevestigd te [....] ,
2. [B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: voorheen mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag, thans geen.
1. Het verloop van het geding
1.1
Partijen worden hierna onderscheidenlijk aangeduid als MSO, VTS, [A] en [B] .
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 4 en 9 december 2014.
1.3
Bij de beschikking van 4 december 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van VTS over de periode vanaf 1 januari 2012, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede – bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van VTS. Bij beschikking van 9 december 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. F. Rense als onderzoeker en mr. C.F. Mijs aangewezen als bestuurder van VTS.
1.4
Op 7 december 2015 heeft mr. Van Dijke namens MSO bij de Ondernemingskamer een verzoekschrift ingediend waarin MSO de Ondernemingskamer heeft verzocht – zakelijk weergegeven – om, bij wijze van onmiddellijke voorziening, opdracht te geven tot het starten van het onderzoek door mr. Rense alsmede elke andere onmiddellijke voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.5
Bij op 7 januari 2016 ter griffie ingekomen verweerschrift heeft VTS geconcludeerd tot afwijzing van de door VSO verzochte onmiddellijke voorzieningen.
1.6
Bij brief van 20 januari 2016 heeft mr. Kuijpers namens MSO de Ondernemingskamer verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift bedoeld onder 1.3.
1.7
Op 21 januari 2016 heeft mr. Van den Eijnden namens VTS medegedeeld dat VTS akkoord is met het aanhoudingsverzoek bedoeld onder 1.6. Vervolgens heeft de secretaris aan (de advocaten van) partijen medegedeeld dat de behandeling van het verzoekschrift onder 1.4 pro forma is aangehouden tot 21 juli 2016.
1.8
Bij brief van 8 maart 2016 heeft mr. Mijs de Ondernemingskamer verzocht ontheven te worden uit de functie van bestuurder van VTS, omdat, aldus mr. Mijs, (i) er geen redenen zijn zijn benoeming in stand te houden omdat [A] en [B] niet meer bij VTS zijn betrokken en de situatie binnen VTS is genormaliseerd en (ii) zijn facturen voor zijn werkzaamheden grotendeels onbetaald zijn gebleven en er nog een bedrag openstaat van € 48.260,30 en dat zijn verwachting is dat VTS niet in staat zal zijn op korte termijn dit bedrag volledig te betalen.. Voorts heeft mr. Mijs medegedeeld dat naar zijn mening “de voorlopige voorziening tot benoeming van een tijdelijk bestuurder van VTS (…) kan worden beëindigd.”
1.9
Bij brief van 11 maart 2016 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze ten aanzien van het verzoek bedoeld onder 1.8 kenbaar te maken. Voorts zijn zij in deze brief in de gelegenheid gesteld zich uit te laten of zij instemmen met beëindiging van de op 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening.
1.10
Bij brief van 18 maart 2016 heeft mr. T.E. Kuijpers namens MSO bericht dat MSO instemt met inwilliging van het verzoek van mr. Mijs, doch niet voordat VTS een procedure jegens [B] (hierna: “ [B] ”) aanhangig heeft gemaakt ter zake het incasseren van een rekening-courant vordering van VTS op [B] . Voorts is MSO van oordeel dat de op 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening nog niet behoort te worden beëindigd, omdat “door het bestuur van VTS geen prioriteit is gegeven aan het verbeteren van de liquiditeit van VTS en het (daarmee kunnen) voldoen aan de verplichting van VTS om zekerheid te stellen voor de betaling van het (…) bevolen onderzoek en het feit dat [B] voorafgaande en sinds zijn vertrek bij VTS activiteiten verricht die concurrerend zijn voor VTS.”
1.11
Bij brief van 21 maart 2016 hebben [B] en [A] de Ondernemingskamer onder andere bericht geen bezwaar te hebben tegen het beëindigen van de op 4 december 2014 getroffen onmiddellijke voorziening.
2. De gronden van de beslissing
2.1
De Ondernemingskamer zal thans mr. Mijs uit diens functie van bestuurder ontheffen, reeds omdat hij de Ondernemingskamer daarom heeft verzocht en daartegen geen bezwaren zijn ingebracht. Nu de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder zijn taak in beginsel zelfstandig verricht en de Ondernemingskamer – mogelijk uitzonderingen daargelaten – ook geen concrete instructie tot het verrichten van bepaalde bestuurshandelingen geeft, zal de Ondernemingskamer aan de ontheffing niet de voorwaarde verbinden dat VTS een procedure bedoeld onder 1.10 aanhangig moet maken.
2.2
Gelet op de mededelingen van mr. Mijs in zijn brief bedoeld onder 1.8 die er op neerkomen dat VTS nog steeds in financiële moeilijkheden verkeert en geen financiële middelen voor de kosten van een bestuurder heeft en dat concrete aanwijzingen dat in deze situatie op afzienbare termijn verandering zal komen ontbreken, zal de Ondernemingskamer vooralsnog geen andere persoon aanwijzen als bestuurder van VTS en zal zij (de advocaten van) partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over voortzetting van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening en indien voortzetting van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening gewenst wordt over de financiering daarvan zoals hierna te vermelden. Wat betreft de onmiddellijke voorziening verzoekt de Ondernemingskamerpartijen om in hun uitlatingen te betrekken die mededeling van mr. Mijs in zijn vierde verslag d.d. 25 februari 2016 dat [C] sinds 30 september 2015 bestuurder is van VTS.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
ontheft mr. C.F. Mijs te Rotterdam uit de functie van bestuurder van VTS Nederland B.V. zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014, en wel met ingang van heden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
stelt (de advocaten van) partijen tot uiterlijk donderdag 31 maart 2016 in de gelegenheid zich schriftelijk uit te laten over de voortzetting van het onderzoek en de gelaste onmiddellijke voorziening zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014 en indien voortzetting van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening gewenst wordt over de financiering daarvan;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. J. van den Belt en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 24 maart 2016.
Uitspraak 09‑12‑2014
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.152.052/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 9 december 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONEY SERVICE ONLINE B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. R.H. van Dijke, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTS GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende sub 1] ,
gevestigd te [....],
2. [belanghebbende sub 2],
wonende te [....],
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag.
1. Het verloop van het geding
1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking van 4 december 2014.
1.2
Bij die beschikking heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van VTS Groep Nederland B.V. (hierna VTS te noemen) over de periode vanaf 1 januari 2012, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede - bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van VTS.
2. De gronden van de beslissing
De Ondernemingskamer zal thans de hierna te vermelden persoon aanwijzen als respectievelijk onderzoeker en bestuurder, een en ander zoals bedoeld in voormelde beschikking.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst aan als onderzoeker, zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014 in deze zaak: mr. F. Rense te Rotterdam;
wijst aan als bestuurder, zoals bedoeld in de beschikking van 4 december 2014 in deze zaak: mr. C.F. Mijs te Rotterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en drs. J. van den Belt en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 9 december 2014.
Uitspraak 04‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Er wordt eeen onderzoek bevolen omdat het aandeelhouderschap van verzoekster wordt genegeerd althans niet wordt betwist dat het aandeelhouderschap van verzoekster wordt ontkend en (daarom) verzoeksters’ wettelijke en statutaire aandeelhoudersrechten niet worden gehonoreerd. Dit levert gegronde redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen. Daar komt nog het volgende bij. De jaarrekening van de vennootschap over 2012 roept vragen bij de Ondernemingskamer op omdat derdengelden als crediteurenpost op de balans over 2012 zijn opgenomen en worden gebruikt in de bedrijfsvoering van de vennootschap. Verder constateert de Ondernemingskamer dat het zonder nadere toelichting van de vennootschap die ontbreekt, onduidelijk is waarom de termijnen waarop de geldtransporten door de vennootschap aan haar klanten worden afgeleverd aanzienlijk zijn toegenomen. Ook deze omstandigheden geven naar het oordeel van de Ondernemingskamer aanleiding om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de vennootschap te twijfelen. Met het oog op de toestand van de vennootschap wordt verder een onmiddellijke voorziening getroffen. (BW art.2:345 lid 1, 349a lid 2, 350 lid 2)
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.152.052/01
beschikking van de Ondernemingskamer van 4 december 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONEY SERVICE ONLINE B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. R.H. van Dijke, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VTS GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende sub 1] ,
gevestigd te [....],
2. [belanghebbende sub 2],
wonende te [....],
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. dr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te Den Haag.
1. Het verloop van het geding
1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- -
verzoekster met MSO;
- -
verweerster met VTS;
- -
belanghebbende sub 1 met [belanghebbende sub 1];
- -
belanghebbende sub 2 met [belanghebbende sub 2], en
- -
VTS, [belanghebbende sub 1], [belanghebbende sub 2] gezamenlijk met VTS c.s..
1.2
MSO heeft bij op 9 juli 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven – bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van VTS;
2. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
a. het bestuur van VTS te schorsen en [S] althans een door de Ondernemingskamer aan te wijzen derde te benoemen als bestuurder van VTS;
b. VTS te gebieden:
(i) het verrichten van geldtransporten voor MSO voort te zetten;
(ii) de opzeggingen aan MSO te herroepen;
(iii) MSO te blijven voorzien van huurruimte voor haar onderneming en haar
de waardekluis ter beschikking te stellen, en
3. VTS te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
VTS c.s. hebben bij op 25 september 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen met veroordeling van MSO in de kosten van het geding.
1.4
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 16 oktober 2014. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2. De feiten
2.1
VTS is op 17 maart 2005 opgericht door [belanghebbende sub 2] en [D] (hierna [D]) en droeg aanvankelijk de naam VTS Nederland B.V.
2.2
VTS drijft een onderneming gericht op het uitvoeren van vertrouwelijke en waardevolle transporten – zoals contant geld, paspoorten, vertrouwelijke documenten en diamanten – in opdracht van derden.
2.3
[belanghebbende sub 1] is (enig) bestuurder van VTS. [belanghebbende sub 2] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [belanghebbende sub 1].
2.4
Het geplaatste kapitaal van VTS bedraagt € 18.000 en is verdeeld in 180 aandelen met een nominale waarde van € 100 elk. Van deze aandelen worden er 100 (corresponderend met 55,6%) gehouden door [belanghebbende sub 1]. De overige 80 aandelen (corresponderend met 44,4 %) werden in ieder geval tot 5 augustus 2013 gehouden door [D].
2.5
MSO is een (onder)huurster van een deel van de kantoorruimte (inclusief kluisfaciliteiten) van VTS. MSO verzorgt online-bestellingen van vreemde valuta voor particulieren en bedrijven. VTS draagt zorg voor waarde transporten in opdracht van MSO.
2.6
Op 4 januari 2013 zijn de statuten van VTS gewijzigd. Artikel 7 van deze statuten luidt als volgt:
“Levering van aandelen
Artikel 7
- 1.
Voor de levering van een aandeel, waaronder begrepen de verkrijging van een aandeel door de vennootschap, en de uitgifte van een aandeel of de levering of vestiging van een beperkt recht daarop is vereist een daartoe bestemde, ten overstaan van een notaris met plaats van vestiging in Nederland verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn.
- 2.
De overdracht van aandelen is niet beperkt in de zin van artikel 2:195 Burgerlijk Wetboek.”
2.7
Volgens een notariële akte van verkoop, koop en levering heeft [D] op 5 augustus 2013 80 aandelen in het geplaatste kapitaal van VTS (i.e. 44,4% van het geplaatste kapitaal) voor een bedrag van € 25.000 aan MSO verkocht en geleverd.
2.8
Bij brieven van 31 oktober 2013 heeft VTS aan MSO onder meer bericht dat
- -
VTS de transportovereenkomst van 15 april 2010 tussen MSO en VTS wenst te beëindigen en dat gelet op de overeengekomen opzegtermijn deze overeenkomst eindigt op 31 januari 2014;
- -
de met VSO gesloten onderhuurovereenkomst op grond waarvan VTS een gedeelte van de onroerende zaak aan de [....] aan MSO onderverhuurt per 31 oktober 2014 eindigt .
2.9
Bij brief van 24 januari 2014 heeft mr. Van Dijke namens MSO aan VTS, [belanghebbende sub 1] en [belanghebbende sub 2] onder meer bericht :
“Cliënte is zowel minderheidsaandeelhoudster als contractspartner van VTS. Volgens cliënte wordt zij in beide hoedanigheden door de bestuursters van VTS ten onrechte gedwarsboomd.
(…)
Cliënte maakt ernstig bezwaar tegen het feit dat VTS de transportovereenkomst en het huurcontract heeft opgezegd met als oogmerk cliënte te dwingen tot verkoop en overdracht van haar aandelen aan bestuurster.
(…)
U dient (…) het aandelenbezit van mijn cliënte aan te tekenen in het aandelenregister en cliënte te betrekken bij de besluitvorming in de AVA.”
2.10
Op 27 januari 2014 heeft MSO aan VTS een afschrift van de onder 2.7 bedoelde notariële akte laten betekenen.
2.11
Bij brief van 25 april 2014 heeft mr. Van Dijke namens MSO (het bestuur van) VTS verzocht een aandeelhoudersvergadering te beleggen met als agendapunten de jaarrekening 2013, de winst- en verliesrekening en het resultaat van het financieel onderzoek door de accountant ex artikel 10 lid 3 van de statuten.
2.12
Bij brief van 3 juni 2014 hebben tien werknemers van VTS aan [belanghebbende sub 2] onder meer bericht:
“Op vrijdag 23 mei 2014 heb je besloten om de arbeidsovereenkomst met [S] te beëindigen. Voor ons is dit onbegrijpelijk en niet te accepteren.
(…)
André heeft veel bereikt voor VTS Groep Nederland B.V., de organisatie goed neer gezet, klanten binnen gehaald die een bijdrage leveren aan de onderneming, kortom een zeer positieve bijdrage.
Wij zijn dan ook van mening dat het beleid wat nu gevoerd wordt onacceptabel is, en hebben geen vertrouwen meer in het bestuur van VTS Groep Nederland B.V.”
3. De gronden van de beslissing
3.1
Ter zake van de ontvankelijkheid van het onderhavige verzoek hebben VTS c.s. aangevoerd dat ingevolge het bepaalde in artikel 2:346 lid 1 BW MSO niet bevoegd is tot het doen van het onderhavige enquêteverzoek nu zij geen aandeelhouder van VTS is (geworden). VTS c.s. menen dat de aandelenoverdracht van [D] aan MSO in strijd is met de wettelijke en statutaire plicht van [D] tot aanbieding van haar aandelen aan [belanghebbende sub 1]/[belanghebbende sub 2] en derhalve nietig is. Verder zien VTS c.s. de zogenaamde aandelenoverdracht als een vijandige overnamepoging van VTS door MSO. Volgens VTS c.s. is de vraag of MSO aandeelhouder van VTS is een vraag van zuiver vermogensrechtelijke aard, waarop in een enquêteprocedure geen antwoord kan worden gegeven. Volgens VTS is MSO (daarom) niet ontvankelijk in haar verzoek.
3.2
MSO betwist dit standpunt en stelt dat MSO op 5 augustus 2013 de aandelen in VTS van [D] gekocht en geleverd heeft verkregen, derhalve sindsdien houder is van aandelen die ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen en dus kan worden ontvangen in haar verzoek tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS.
3.3
De Ondernemingskamer stelt voorop dat niet zij maar de gewone civiele rechter – absoluut – bevoegd is de (rechts)vraag wie als aandeelhouder van een besloten vennootschap heeft te gelden indien daarover geschil bestaat, rechtens bindend te beslissen, nu immers een zodanige beslissing op zichzelf van puur vermogensrechtelijke aard is.
3.4
Bij de onder 2.7 bedoelde notariële akte van 5 augustus 2013 heeft MSO 80 aandelen in VTS van [D] gekocht en geleverd gekregen. Uit de stellingen van VTS c.s. volgt niet dat deze aandelenoverdracht nietig is. De statuten bevatten sinds 4 januari 2013 geen blokkeringsregeling meer en VTS heeft geen feiten gesteld die het rechtvaardigen dat in de onderhavige procedure de nietigheid van die statutenwijziging tot uitgangspunt wordt gekozen. Het standpunt van VTS c.s. dat [D] in strijd heeft gehandeld met een in november 2012 gemaakte afspraak met [belanghebbende sub 1] of Van Weert, impliceert niet dat de levering door [D] van de aandelen aan MSO nietig is. Nu voorts niet gesteld of gebleken is dat deze aandelen door MSO vervreemd (en/of overgedragen) zijn, concludeert de Ondernemingskamer dat MSO in deze procedure moet worden aangemerkt als houder van aandelen die ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, zodat MSO voldoet aan het gestelde in artikel 2:346, aanhef en onder b, BW en dus in zoverre ontvankelijk is in haar verzoek tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS.
3.5
Naar de opvatting van MSO zijn er gegronde redenen om aan een juist beleid van VTS te twijfelen. Ter toelichting op haar standpunt heeft MSO kort en zakelijk weergegeven het volgende naar voren gebracht:
- a.
VTS c.s. ontkennen het aandeelhouderschap van MSO en MSO wordt ondanks herhaaldelijk verzoek niet ingeschreven in het aandeelhoudersregister van VTS.
- b.
MSO wordt niet voor aandeelhoudersvergaderingen van VTS opgeroepen met als gevolg dat er op die vergaderingen geen rechtsgeldige besluitvorming kan plaatsvinden.
- c.
VTS weigert aan MSO’s verzoek om een aandeelhoudersvergadering te houden gehoor te geven .
- d.
VTS c.s. weigeren MSO inzicht en inzage te verschaffen in de (financiële) administratie van VTS , zelfs nadat MSO hier om heeft verzocht , met als gevolg dat MSO onder andere geen inzicht heeft in de opnames en aflossingen van de rekening-courant tussen [belanghebbende sub 2] en VTS .
- e.
Tijdens de vergadering van aandeelhouders van VTS van 6 juni 2014 is aan het bestuur niet tijdig en zonder daarbij MSO als aandeelhouder te betrekken uitstel gegeven voor het opmaken van de jaarrekening over 2013.
- f.
Uit de jaarrekening van VTS over 2012 blijkt dat derdengelden (i) als crediteuren post op de balans zijn opgenomen, terwijl die gelden op een rekening van een stichting derdengelden moeten staan en (ii) kennelijk in de bedrijfsvoering van VTS worden gebruikt .
- g.
De termijnen waarop de geldtransporten door VTS aan haar klanten worden afgeleverd zijn aanzienlijk toegenomen.
- h.
Het bestuur van VTS, [belanghebbende sub 1], heeft zich geen rekenschap gegeven van het tegenstrijdig belang bij de onder 2.8 bedoelde opzeggingen van overeenkomsten met MSO .
- i.
Er bestaat onvrede tussen het bestuur van VTS en haar personeel omdat (het bestuur van) VTS de Operational Manager van VTS, [S] (hierna [S] te noemen) heeft ontslagen.
3.6
VTS c.s. hebben in hun verweerschrift naar voren gebracht dat als MSO terecht pretendeert (mede-)aandeelhoudster te zijn in VTS “het beleid en de gang van zaken binnen VTS kwestieus zijn, in zoverre dat MSO door VTS c.s. de facto niet als (mede-) aandeelhoudster wordt bejegend”.
3.7
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
3.8
De in 3.5 onder a tot en met e weergeven bezwaren houden direct verband met het feit dat VTS haar aandeelhouder MSO negeert. VTS c.s. erkennen - althans betwisten niet - dat zij MSO’s aandeelhouderschap ontkennen en (daarom) MSO’s wettelijke en statutaire aandeelhoudersrechten niet honoreren. Dit levert gegronde redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van VTS te twijfelen. In deze procedure heeft immers – zoals overwogen onder 3.4 – als uitgangspunt te gelden dat MSO op 5 augustus 2013 aandeelhouder van VTS is geworden en sindsdien is gebleven.
3.9
Daar komt nog het volgende bij. De jaarrekening van VTS over 2012 roept vragen bij de Ondernemingskamer op nu VTS c.s. erkennen – althans niet betwisten – dat derdengelden als crediteurenpost op de balans over 2012 zijn opgenomen en worden gebruikt in de bedrijfsvoering van VTS. Verder constateert de Ondernemingskamer dat het zonder nadere toelichting van VTS c.s., die ontbreekt, onduidelijk is waarom de termijnen waarop de geldtransporten door VTS aan haar klanten worden afgeleverd aanzienlijk zijn toegenomen. Ook deze omstandigheden, waar op de in 3.5 onder f en g weergegeven gronden zien, geven naar het oordeel van de Ondernemingskamer aanleiding om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van VTS te twijfelen.
3.10
De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS bevelen. Het staat de onderzoeker vrij de overige door MSO naar voren gebrachte bezwaren (als weergeven in 3.5 sub h en i) in het onderzoek te betrekken; in het midden kan blijven of die bezwaren op zichzelf een gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen opleveren.
3.11
De Ondernemingskamer zal, gelet op de in 3.9 genoemde onderwerpen, bepalen dat het onderzoek betrekking zal hebben op de periode vanaf 1 januari 2012.
3.12
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek ten laste van VTS brengen.
3.13
De Ondernemingskamer acht het met het oog op de toestand van de vennootschap noodzakelijk om bij wijze van onmiddellijke voorziening een derde als bestuurder van VTS te benoemen aan wie in het bestuur van VTS – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een doorslaggevende stem toekomt en die zelfstandig bevoegd is VTS te vertegenwoordigen. Voor het daarnaast treffen van andere onmiddellijke voorzieningen is onvoldoende aanleiding; het ligt op de weg van de te benoemen bestuurder om te bezien of de contractuele relaties tussen VTS en MSO al dan niet moeten worden voortgezet of hersteld.
3.14
De slotsom is dat het verzochte onderzoek zal worden bevolen zoals hierna te vermelden.
3.15
VTS c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS Groep Nederland B.V., gevestigd te Krimpen aan den IJssel, vanaf 1 januari 2012;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 15.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van VTS Groep Nederland B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, voor zover nodig in afwijking van haar statuten, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van VTS Groep Nederland B.V. met doorslaggevende stem en met de bevoegdheid deze vennootschap zelfstandig te vertegenwoordigen;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder ten laste komen van VTS Groep Nederland B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen voor aanvang van diens werkzaamheden;
benoemt mr. G.C. Makkink tot raadsheer-commissaris als bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
verwijst VTS Groep Nederland B.V., [belanghebbende sub 1] en [belanghebbende sub 2] hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Money Service Online B.V. begroot op € 3.386;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en drs. J. van den Belt en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 december 2014.