Einde inhoudsopgave
Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-12-2009, Stb. 2009, 576 (uitgifte: 24-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Maatschappelijke ondersteuning / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
De uitkering wordt berekend volgens de formule:
A × I + B × J + C × K + D × L + E × M + F × N + G × O + H × P + Q + R
in welke formule voorstelt:
A: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor leefbaarheid en veiligheid, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
B: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
C: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
D: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid in de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
E: het procentuele aandeel van de gemeente die behoort tot de centrumgemeenten voor vrouwenopvang in de middelen voor vrouwenopvang, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
F: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van nieuwkomers, die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
G: het procentuele aandeel van de gemeente in de middelen voor de inburgering van oudkomers, die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
H: het procentuele aandeel van de gemeente in de extra middelen voor veiligheid, die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
I: de middelen voor leefbaarheid en veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
J: de middelen voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
K: de middelen voor de bestrijding van gezondheidsachterstanden die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
L: de middelen voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
M: de middelen voor vrouwenopvang die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
N: de middelen voor de inburgering van nieuwkomers die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
O: de middelen voor de inburgering van oudkomers die in 2005 en in 2006 vanuit hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
P: de extra middelen voor veiligheid die gedurende de GSB III periode vanuit hoofdstuk VII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
Q: het aandeel van de gemeente in de middelen ten behoeve van:
- a.
inburgeringsplichtigen, niet bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, die gedurende 2007 en 2008 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
- b.
inburgeringsplichtigen, niet bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering, die gedurende 2009 vanuit hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
- c.
vrijwillige inburgeraars, die gedurende 2007, 2008 en 2009 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
R: het aandeel van de gemeente in de middelen ten behoeve van:
- a.
inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering aan wie geen persoonsvolgend budget dan wel lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening is terugbetaald, die gedurende 2007 en 2008 vanuit hoofdstuk XI, respectievelijk hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld;
- b.
inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 7.1a van het Besluit inburgering aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt, en die gedurende 2009 vanuit hoofdstuk XVIII van de Rijksbegroting voor de uitkering ter beschikking worden gesteld.
2.
Bij of krachtens regeling van Onze Minister wordt de berekeningswijze vastgesteld volgens welke:
- a.
de procentuele aandelen van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder de letters A tot en met H, worden bepaald;
- b.
het aandeel van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder letter Q, wordt bepaald, met dien verstande dat dit aandeel zal bestaan uit:
- 1°
een vast deel, en
- 2°
een deel dat wordt berekend op de grondslag van door de gemeente gerealiseerde prestaties, vermenigvuldigd met de bijbehorende bijdragevergoedingen, waarvan de hoogte per kalenderjaar kan verschillen;
- c.
het aandeel van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, onder letter R, wordt bepaald, met dien verstande dat dit aandeel wordt berekend op de grondslag van door de gemeente gerealiseerde prestaties, vermenigvuldigd met de bijbehorende bijdragevergoedingen, waarvan de hoogte per kalenderjaar kan verschillen.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het bedrag van de aan de gemeente Sittard-Geleen te verstrekken uitkering bij regeling van Onze Minister afzonderlijk vastgesteld.