NJ 2016/364
Bevoegdheid tot inbeslagneming omvat het desnoods toepassen van proportioneel geweld.
HR 14-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1200, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 juni 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/05134
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154095:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1200, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:491, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑12‑2015
- Wetingang
Essentie
1. Om gebruik te kunnen maken van de bevoegdheid tot inbeslagneming op grond van art. 9 lid 3 Opiumwet is niet vereist dat de opsporingsambtenaren al vóór het moment van inbeslagname door voorafgaande waarneming hebben moeten kunnen vaststellen dat de verdachte een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp in zijn handen had.
2. Het dwangmiddel van inbeslagneming kan zo nodig met toepassing van proportioneel geweld worden verricht, waaronder het desnoods tegen de wil van de betrokkene en met proportioneel geweld openen van diens vuist. `s Hofs oordeel dat de opsporingsambtenaren niet bevoegd waren de verdachte te stoppen en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.