Einde inhoudsopgave
Wet op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 12 [Bestaande culturele fondsen]
Geldend
Geldend vanaf 29-06-1994. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1994
- Bronpublicatie:
02-06-1994, Stb. 1994, 447 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23315 Overheid.nl: 23315)
- Inwerkingtreding
29-06-1994, terugwerkend tot: 01-01-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-1994, Stb. 1994, 447 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23315Overheid.nl: 23315)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De fondsen opgericht door Onze Minister op grond van een machtiging krachtens de Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355), gelden als fondsen, opgericht op grond van de machtiging van artikel 9 van deze wet.
2.
De Stichting Fonds voor de letteren, opgericht bij akte van 28 juli 1965, en de Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films, opgericht bij akte van 8 november 1956, gelden als fondsen, opgericht op grond van de machtiging van artikel 9 van deze wet.
3.
De besturen van de fondsen, bedoeld in het eerste en tweede lid, dragen er zorg voor dat de statuten en reglementen als bedoeld in artikel 10, eerste en vierde lid, binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet voldoen aan het bepaalde in artikel 10.