RvdW 2011/846
Verzet tegen dwangbevel (invordering dwangsommen). Aanvang verjaringstermijn bedoeld in art. 5:35 lid 1 (oud) Awb.
HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5076
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/00525
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
BQ5076
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ5076, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ5076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑12‑2009
- Wetingang
Awb (oud) art. 5:32, 5:35
Essentie
Verzet tegen dwangbevel (invordering dwangsommen). Aanvang verjaringstermijn bedoeld in art. 5:35 lid 1 (oud) Awb.
De Provincie heeft in de dwangsombeschikking, gebruik makend van de mogelijkheid die art. 5:32 lid 4 (oud) Awb biedt, de dwangsom vastgesteld op een bedrag per tijdseenheid - in het onderhavige geval een maand - dat de last niet is uitgevoerd. Art. 5:32 lid 4 (oud) Awb, voor zover hier van belang, moet aldus worden uitgelegd dat eerst als gedurende een maand niet aan de last is voldaan, de dwangsom wordt verbeurd. De in art. 5:35 lid 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.