Rb. Roermond, 15-12-2011, nr. W 3/2011
ECLI:NL:RBROE:2011:BV0460
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
15-12-2011
- Zaaknummer
W 3/2011
- LJN
BV0460
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2011:BV0460, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 15‑12‑2011; (Wraking)
Uitspraak 15‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Wraking. Politierechter heeft twee verbalisanten als getuigen gehoord. Hun verklaringen wijken op essentiële punten van elkaar af, terwijl in de verklaring van één van die verbalisanten een nuancering voorkomt ten opzichte van haar verklaring in het mede door haar ondertekende proces-verbaal. De politierechter wijst het verzoek van de advocaat af om de drie andere verbalisanten als getuigen te horen. Wrakingsverzoek gegrond verklaard.
Partij(en)
Beslissing
RECHTBANK ROERMOND
Wrakingskamer
Nummer: W 3/2011
Beslissing
op het verzoek tot wraking van de advocaat mr. L.P.H. Hameleers namens de verdachte
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te
[woonplaats], [adres] (verder aangeduid als verzoeker).
- 1.
Het ontstaan en het verloop van de procedure
- 1.1.
Op de terechtzitting van de politierechter [de politierechter] (verder ook aangeduid als de politierechter) te Roermond van 5 oktober 2011 heeft de behandeling plaatsgevonden van de strafzaak met parketnummer 04.094690.11 van de officier van justitie te Roermond tegen verzoeker. Aan verzoeker was onder meer belediging van politie-ambtena(a)r(en) in functie te laste gelegd. Van het voorval is een proces-verbaal opgemaakt, dat door vijf verbalisanten is ondertekend. Verzoeker is niet verschenen. Mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond (verder ook aangeduid als de advocaat), heeft verklaard dat hij gemachtigd was om namens verzoeker de verdediging te voeren.
- 1.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 oktober 2011 blijkt - voor zover thans van belang - dat de advocaat daar heeft verklaard te persisteren bij zijn verzoek van 22 september 2011 aan de officier van justitie om de verbalisanten, vijf in totaal, als getuigen voor genoemde zitting op te roepen. De officier van justitie heeft op het verzoek van de advocaat geantwoord dat dit op de zitting zal worden besproken en dat de politierechter daarover zal beslissen. Van de opgegeven getuigen zijn de verbalisanten mevrouw [X] en mevrouw [Y], beiden van beroep politieagent, op de terechtzitting van 5 oktober 2011 verschenen. Na als getuige te zijn beëdigd hebben mevrouw [X] en mevrouw [Y] een verklaring afgelegd. Nadat elk van de beide getuigen een verklaring had afgelegd, heeft de advocaat te kennen gegeven geen afstand te doen van de beide getuigen en de overige verbalisanten. Hierop heeft de politierechter meegedeeld van oordeel te zijn dat het verdedigingsbelang niet is geschaad door het niet horen van de overige opgegeven getuigen. Hierop heeft de advocaat gereageerd en aangegeven nog niet in de gelegenheid gesteld te zijn om zijn verzoek nader toe te lichten, waarna de politierechter hem alsnog het woord heeft gegeven. De raadsman heeft zijn verzoek toegelicht.
Vervolgens heeft de politierechter - zakelijk weergegeven - het volgende meegedeeld: “In het dossier bevindt zich een proces-verbaal met de verklaringen van vijf verbalisanten, van wie er op de zitting twee zijn gehoord. Er was uitgaansverkeer, misschien niet in de directe nabijheid van de verbalisanten, maar wel op het plein. De verbalisanten die op de zitting als getuigen zijn gehoord weten niet meer of dat groepje waarmee verdachte (verzoeker) eerder ruzie had, er nog was. Op de tekeningen, die de op de zitting gehoorde verbalisanten hebben gemaakt, is te zien dat het café De King op dat moment achter hen lag, in een rechte lijn met de positie van verdachte.”
Hierop heeft de advocaat - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd: “Er bestaat verschil in de verklaringen die de twee verbalisanten op de zitting hebben afgelegd; volgens de ene verbalisant was het druk op het plein en was verdachte bijrijder in de auto en volgens de andere was het niet druk en was verzoeker de bestuurder van de auto. Naar de mening van de advocaat is op de zitting veel nieuwe informatie naar boven gekomen. In het proces-verbaal van bevindingen staat dat het groepje al weg was, maar op de zitting weten de getuigen dat niet meer. Hierna deelt de politierechter mee dat hij het verzoek van de advocaat om de getuigen te horen afwijst, dat de verzoeker door die afwijzing niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad en dat de verdediging die beslissing in hoger beroep kan aanvechten als zij het met die beslissing niet eens is.
Vervolgens heeft de advocaat de politierechter gewraakt. Hierop heeft de politierechter het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst.
- 1.3.
De politierechter heeft op 18 oktober 2011 schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. Een kopie van het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 oktober 2011 en een kopie van de schriftelijke reactie van de politierechter zijn aan de advocaat en aan de officier van justitie verstrekt.
- 1.4.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek op de terechtzitting van 6 december 2011 behandeld mede aan de hand van het proces-verbaal van de terechtzitting van
5 oktober 2011 en de schriftelijke reactie van de politierechter. Bij deze behandeling is mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans namens mr. L.P.H. Hameleers voornoemd verschenen. [de politierechter] voornoemd is eveneens verschenen. De officier van justitie is niet verschenen.
Mr. Stevens-Waltmans heeft het wrakingsverzoek nader toegelicht en hierbij een pleitnota overgelegd. [de politierechter] heeft op de pleitnota gereageerd.
Mr. Stevens-Waltmans en [de politierechter] hebben ieder in tweede termijn gereageerd. De rechtbank heeft de uitspraak op het wrakingsverzoek bepaald op heden.
- 2.
De gronden van het wrakingsverzoek
- 2.1.
Als gronden voor het wrakingsverzoek heeft de advocaat het volgende aangevoerd.
De politierechter heeft nadat twee van de vijf verbalisanten op de terechtzitting als getuigen waren gehoord, geoordeeld dat het verdedigingsbelang niet wordt geschaad door het niet horen van de overige opgegeven getuigen, terwijl de advocaat nog niet in de gelegenheid was gesteld om zijn verzoek nader toe te lichten.
De politierechter heeft te teveel gespeculeerd over wat de overige getuigen zullen verklaren. Er moet duidelijkheid worden verkregen over de vraag of het groepje er nog was toen de verdachte de ten laste gelegde woorden “vieze vuile flikkers” zou hebben geroepen, tegen wie deze zouden zijn gericht en of het op dat tijdstip druk was op het plein. De op de zitting gehoorde getuigen hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd en daarover moet meer duidelijkheid worden verkregen. De politierechter zegt dat hij genoeg heeft gehoord, waardoor hij in feite, aldus de advocaat, reeds een oordeel heeft gegeven over hetgeen de getuigen kunnen verklaren. De politierechter dient een oordeel te geven over de noodzaak van het horen, maar hij is nu te ver gegaan in het speculeren over wat ze kunnen verklaren. De overige opgegeven getuigen zijn net zo belangrijk als de twee op de zitting gehoorde getuigen. De politierechter heeft niet nu al kunnen beweren dat er geen strijd is met het verdedigingsbelang.
- 3.
Het standpunt van de gewraakte rechter
- 3.1.
De politierechter heeft - zakelijk weergegeven - gesteld dat hij zijn weigering om getuigen te horen heeft onderbouwd met de stelling dat door het niet horen van de getuigen de verdediging niet in haar belangen is geschaad. De advocaat heeft in zijn onderbouwing van het wrakingsverzoek meer “ingelezen” dan de politierechter heeft gezegd. De advocaat gaf aan dat de politierechter vooruitliep op wat de getuigen zouden kunnen gaan zeggen. Het enige dat de politierechter als grond heeft aangegeven is echter dat door het niet horen van de getuigen de verdediging niet in haar belangen is geschaad. Als dit voor de verzoeker tot een onwelgevallige uitspraak zou leiden, dan is dat een punt om in hoger beroep aan het gerechtshof voor te leggen. De politierechter is van mening dat hij daarmee op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid.
- 4.
De beoordeling van het verzoek
- 4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
- 4.2.
Uit de overgelegde pleitnota blijkt dat de subjectieve partijdigheid van de politierechter niet in het geding is. Aan de orde is dan ook slechts de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de politierechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
- 4.3.
De beslissing om de behandeling van een zaak niet aan te houden om de (overige) verbalisanten als getuigen op te roepen is een procesrechtelijke beslissing. De strekking van het instrument van de wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Uit deze strekking vloeit voort dat het wrakingsinstrument niet is bedoeld als (rechts)middel om een procesrechtelijke beslissing aan te vechten noch als pressiemiddel. Hoger beroep is het rechtsmiddel waarmee tegen een dergelijke beslissing kan worden opgekomen.
Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen levert een procesrechtelijke beslissing in beginsel op zichzelf dus geen feit of omstandigheid op die de rechterlijke onpartijdigheid raakt in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Dit is alleen dan anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de bij de verzoeker bestaande vrees van vooringenomenheid van de politierechter jegens hem objectief gerechtvaardigd is. Een wellicht voor de (advocaat van) verzoeker onwelgevallige beslissing is op zichzelf dan ook nog geen aanwijzing daarvoor. Of de uitzondering op het hiervoor weergegeven uitgangspunt zich hier heeft voorgedaan is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
- 4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet reeds de schijn van vooringenomenheid zijn ontstaan omdat de advocaat in eerste instantie niet in de gelegenheid was gesteld om zijn verzoek tot het horen van die getuigen nader toe te lichten. Immers nadat de advocaat daarover een opmerking had gemaakt, heeft de politierechter hem alsnog de gelegenheid voor het geven van een toelichting geboden. Van die gelegenheid heeft de advocaat ook gebruik gemaakt.
- 4.5.
Vervolgens heeft de politierechter, gehoord die toelichting, wederom meegedeeld dat hij het verzoek van de advocaat om de getuigen te horen afwijst, omdat verzoeker, die het te laste gelegde feit ontkent, door het niet horen van die getuigen niet in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 oktober 2011 blijkt dat één van de verbalisanten die daar als getuige is gehoord een verklaring heeft afgelegd die afwijkt van haar verklaring in het mede door haar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Daarnaast wijken de verklaringen van de beide verbalisanten op de terechtzitting onderling op - naar het oordeel van de rechtbank - belangrijke punten van elkaar af. Ook de tekening die elk van de verbalisanten op de terechtzitting heeft gemaakt van de situatie ter plaatse stemmen niet met elkaar overeen. Door onder deze omstandigheden het verzoek van de advocaat af te wijzen met onder meer de motivering dat zich in het dossier verklaringen van vijf verbalisanten bevinden, zegt de politierechter impliciet dat hij niet verwacht dat de andere drie getuigen anders zullen verklaren dan in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dan wel voor zijn oordeel nog relevant zullen kunnen verklaren. Die door de politierechter voor de motivering van zijn afwijzende beslissing gebruikte bewoordingen kunnen immers bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat de politierechter niet alleen de schijn wekt reeds vooruit te lopen op de mogelijke inhoud van de af te leggen verklaringen van die drie overige getuigen maar ook de schijn wekt reeds vooruit te lopen op zijn beoordeling van de waarde van die verklaringen in relatie tot de op de zitting afgelegde getuigenverklaringen. Objectief gezien is door de gebruikte formulering in verband en in samenhang beschouwd met de verklaringen die twee verbalisanten als getuigen op de terechtzitting hebben afgelegd, een gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid bij de verzoeker gewekt. Daarbij doet niet ter zake of die schijn een voor verzoeker mogelijk gunstige dan wel negatieve schijn zou betekenen, maar volstaat dat een dergelijke schijn is gewekt.
- 4.6.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het wrakingsverzoek gegrond is en toegewezen moet worden.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
verklaart gegrond en wijst toe het verzoek tot wraking van de politierechter
[de politierechter].
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J.A. Crompvoets, mr. J.M.P. Drijkoningen en
mr. F.H. Machiels, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2011.
lghc