Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/III.2.5
III.2.5 De omvang van het debiteurenrisico: samenstelling van de vorderingenportefeuille en koopprijsbepaling
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS356392:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.a.: Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s enhanced approach to originator assessments in EMEA RMBS transactions, October 2009; Fitch Ratings, Structured Finance, European residential mortgage originator review criteria, July 2009 en Fitch Ratings, Structured Finance, Global structured finance originator evaluations, December 2008.
Vgl. o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, EMEA consumer ABS rating criteria, July 2011, p. 4; Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 8-9; Standard & Poor’s, Credit Ratings, Global asset-backed commercial paper criteria, September 2005, p. 8; Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to rating trade receivables backed transactions, July 2002, p. 7 e.v.; Standard & Poor’s, Structured Finance, Global cash flow and synthetic CDO criteria, March 2002, p. 18 e.v.; Standard & Poor’s, Structured Finance, Asset-backed commercial paper criteria, New York 1999, p. 13; Standard & Poor’s, Structured Finance, Trade receivable criteria, New York 1999, p. 43-44 en Moody’s Investors Service, Structured Finance, Asset-backed commercial paper: understanding the risks, April 1993, p. 17-18.
Men spreekt dan van ineligible receivables. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vorderingen die voortvloeien uit zogeheten executory contracts, i.e. overeenkomsten waarbij de originator nog niet (volledig) aan zijn verplichtingen jegens de wederpartij heeft voldaan.
Vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 4 en Moody’s Investors Service, Structured Finance, The importance of representations and warranties in RMBS transactions, January 2005. Daarnaast bevat de koopovereenkomst, evenals alle andere overeenkomsten die de originator in het kader van de securitisation aangaat, ook zogeheten corporate ‘representations and warranties’. Deze houden onder meer in dat (i) de originator (meestal een vennootschap) rechtsgeldig bestaat, (ii) dat de originator beschikt over alle vereiste vergunningen en toestemmingen om de transactie aan te gaan, (iii) dat de originator niet in staat van faillissement verkeert e.d.
Dit geldt echter niet voor de schending van een ‘corporate warranty’ (zie de vorige noot).
Dit betekent dat er geen nieuwe vorderingen meer door het SPV worden aangekocht en dat de transactie in zijn liquidatiefase belandt, hetgeen betekent dat de ABS worden afgelost. Zie nrs. 80-81 en 333.
Zie Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 4.
Een groot aantal schuldenaren in de portefeuille maakt het bovendien mogelijk om aan de hand van de debiteurenhistorie een statistische analyse te maken van het debiteurenrisico. Een dergelijke statistische analyse geeft echter niet zonder meer een juist beeld van het niveau van de voor de transactie vereiste credit enhancement. Verschillende factoren kunnen van invloed zijn op de werkelijke kredietkwaliteit van de onderliggende vorderingenportefeuille, factoren die niet met behulp van een statistische analyse van de debiteurenhistorie kunnen worden onderkend. Zie Buerger 1991a, p. 15 e.v. De statistische analyse van de vorderingenportefeuille maakt het voorts mogelijk geldstroom-prognoses te maken. Dit stelt het SPV in staat meerdere klassen van effecten uit te geven, waaraan verschillende betalings- en risicokarakteristieken kunnen worden toegekend (‘tranching’, zie nr. 241).
Vgl. o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for rating European granular corporate balance-sheet securitisations (SME CLOs), June 2011, p. 13-14; Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 7-8; Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for corporate CDOs, July 2010, p. 11-12; Moody’s Investors Service, Structured Finance, The Fundamentals of asset-backed commercial paper, February 2003, p. 63-64 en Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to rating trade receivables backed transactions, July 2002, p. 7 en p. 15 e.v.
Vgl. Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to rating trade receivables backed transactions, July 2002, p. 16.
Vgl. o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for corporate CDOs, July 2010, p. 12-13 en Duff & Phelps Credit Rating Co., The rating of residential mortgage-backed securities, October 1995, p. 33.
Vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for corporate CDOs, July 2010, p. 10-11.
Vgl. Fitch, Structured Finance, Rating unsecured consumer finance ABS in Europe, June 2001, p. 3 en Duff & Phelps Credit Rating Co., The rating of residential mortgage-backed securities, October 1995, p. 29.
Zie Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for rating caps in global structured finance transactions, August 2011, p. 4.
Naar Nederlands recht geldt dit bijvoorbeeld voor eigendomsvoorbehoud, hoofdelijke aansprakelijkheid (niet zijn de borgtocht) en, wellicht, voor abstracte bankgaranties. Zie hierna: § X.6.
De vraag naar de liquideerbaarheid heeft betrekking op de vraag naar de mate van verhandelbaarheid van het onderpand. Dit is van belang in verband met een mogelijke executoriale verkoop van het onderpand. De vraag naar de waardevastheid van het onderpand betreft de vraag of het onderpand gedurende zijn levensduur, en meer in het bijzonder gedurende de periode van onderzetting, zijn waarde behoudt, dan wel in waarde afneemt.
Vgl. Duff & Phelps Credit Rating Co., The rating of residential mortgage-backed securities, October 1995, p. 20 e.v.
Zie voor de verschillende methoden die kunnen worden toegepast voor de berekening van het disconto o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Global rating criteria for trade receivables securitisations, October 2010, p. 15 e.v. en Moody’s Investors Service, Structured Finance, Asset-backed commercial paper: understanding the risks, April 1993, p. 23-24.
Dit geldt voor cash-flow securitisations. In geval van de uitgifte van market-value securities (zie voor dit onderscheid: § II.5.3) zal de koopprijs worden bepaald aan de hand van de marktwaarde van de vorderingenportefeuilleen en een ‘advance rate’.
De rente op de ABS is meestal lager dan de rente op de onderliggende vorderingen. De marge kan door het SPV geheel of gedeeltelijk worden aangehouden op een zogeheten spread account, zie nr. 318.
Dit betreft een wijze van profit extraction, zie nr. 189.
Vgl. Rosenthal & Ocampo 1988, p. 113-114.
In dit geval betreft de holdback een bij de aanvang van de securitisation vastgesteld absoluut geldbedrag. Uitgedrukt als een percentage van de nominale waarde van de op een gegeven moment nog openstaande vorderingen, kan de holdback in omvang toenemen.
Vgl. Rosenthal & Ocampo 1988, p. 113.
Vgl. Graaf, Van IJlzinga Veenstra & Verhagen 1996, p. 191.
245. Inleiding. De omvang van de hiervoor beschreven debiteurenrisico’s en de mate waarin realisering van deze debiteurenrisico’s nadelige gevolgen heeft voor de kredietwaardigheid van het SPV, worden op de eerste plaats bepaald door de wijze waarop de in de securitisation betrokken vorderingenportefeuille is samengesteld. Investeerders in ABS vinden een eerste bescherming tegen kredietverliezen in een evenwichtige samenstelling van de aan het SPV overgedragen vorderingenportefeuille. Ten aanzien van de samenstelling van de portefeuille verdient een aantal punten bijzondere aandacht; punten waarop ook de rating agencies zullen letten bij de beoordeling van een emissie van ABS.
246. Originator review. Allereerst zullen de rating agencies door middel van een uitvoerig onderzoek van de bedrijfsvoering van de originator, dat mede aan de hand van gesprekken met het management en personeel plaatsvindt, trachten te beoordelen of de originator in staat is om vorderingen met een voldoende kredietkwaliteit te origineren. In geval van vorderingen uit hoofde van kredietverlening zal bijvoorbeeld de kredietverleningsprocedure die de originator volgt, worden getoetst en zullen ‘loan files’ worden doorgelicht. Ook zal aandacht worden geschonken aan het risicomanagement en aan de financiële gezondheid van de originator.1
247. Eligibility criteria. Ten tweede geldt dat niet alle vorderingen in de debiteurenportefeuille van de originator voor securitisation in aanmerking komen. Het kredietrisico dat het SPV loopt, kan worden beperkt door vorderingen met een relatief hoog risico uit te sluiten van de securitisationtransactie, dan wel aan bepaalde limieten te onderwerpen. De vorderingen worden op hun aard en (risico)kenmerken geselecteerd. Met het oog daarop worden er bepaalde eligibility criteria geformuleerd waaraan de vorderingen moeten beantwoorden, willen zij in aanmerking komen om in de securitisation te worden opgenomen. Op deze wijze worden ook de investeerders in de ABS tot op zekere hoogte beschermd tegen buitensporige risico’s.2 Zo kunnen bijvoorbeeld vorderingen waarvan op voorhand duidelijk is dat zij zijn blootgesteld aan een verhoogd verrekenings-, opschorting- of ontbindingsrisico van de transactie worden uitgesloten of aan limieten worden onderworpen.3
De ‘eligibility criteria’ kunnen onder meer betrekking hebben op:
de soort, aard en inhoud van de vorderingen;
de looptijden en vervaldagen van de vorderingen;
de ouderdom (‘seasoning’) van de vorderingen;
concentratielimieten ten aanzien van de soort, aard en inhoud van de vorderingen;
concentratielimieten ten aanzien van de ‘exposure’ op afzonderlijke schuldenaren (zie hierna);
concentratielimieten ten aanzien van de geografische spreiding van de schuldenaren (zie hierna);
de aan de vorderingen verbonden zekerheidsrechten en ‘loan-to-value’ (LTV) ratio’s (zie hierna);
de vraag of er betalingsachterstanden zijn.
248. Representations and warranties. Ten derde zal de ‘receivables purchase agreement’ over het algemeen bepaalde verklaringen en garanties bevatten van de originator/seller ten aanzien van het bestaan, de inhoud en de overige (risico)kenmerken van de vorderingen en de daarbij behorende zekerheidsrechten (de zogeheten representations and warranties).4 Deze ‘reps and wars’ geven aan onder welke vooronderstelling van zaken het SPV bereid is de vorderingenportefeuille van de originator te kopen. Beantwoorden een of meer vorderingen ten tijde van de verkoop niet aan deze garanties, dan is er sprake van een ‘breach of warranty’.
De rechten die het SPV (of de trustee) ter zake van deze tekortkoming geldend kan maken, zijn over het algemeen nauwkeurig in de koopovereenkomst vastgelegd en daartoe beperkt. In geval van RMBS wordt de originator meestal een bepaalde termijn gegund (een cure period, bv. 14 dagen) waarbinnen het gebrek kan worden hersteld. Indien dat niet mogelijk is of niet binnen die termijn geschiedt, is de originator gehouden de non-conforme vorderingsrechten terug te nemen voor een prijs gelijk aan de nominale waarde van het vorderingsrecht eventueel vermeerderd met de reeds vervallen, maar nog niet betaalde, rentetermijnen. Ook is het mogelijk dat de originator gehouden is de non-conforme vorderingsrechten te vervangen door conforme vorderingsrechten (substitutie). Het recht op schadevergoeding wordt meestal uitdrukkelijk uitgesloten.5
In geval van de securitisation van handelsvorderingen kan het zijn dat de transactie in “early amortization” gaat,6 indien blijkt dat de omvang van de portefeuille als gevolg van het terugnemen van een of meer vorderingen door de originator beneden een bepaalde omvang zakt.7
De ‘representations and warranties’ houden onder meer in dat:
de vorderingen bestaan en afdwingbaar zijn;
de vorderingen overdraagbaar zijn;
de originator rechthebbende van de vorderingen is en bevoegd om over de vorderingen te beschikken;
de vorderingen vrij zijn van beperkte rechten en beslagen;
de zekerheidsrechten verbonden aan de vorderingen rechtsgeldig zijn;
de leningen waaruit de vorderingen voortvloeien, voldoen aan bepaalde ‘lending criteria’;
de schuldenaren geen verrekeningsbevoegdheid toekomt;
de schuldenaren ten tijde van de verkoop niet in verzuim verkeren en
de vorderingen voldoen aan de ‘eligibility criteria’.
249. Risicospreiding. Ten vierde zal voor de vraag welke gevolgen de realisering van debiteurenrisico’s voor de kredietwaardigheid van het SPV heeft, de mate van risicospreiding in de vorderingenportefeuille van groot belang zijn. Hoe groter het aantal vorderingen in de portefeuille en hoe beter de spreiding (een zogeheten granular pool), des te minder ingrijpend zullen de gevolgen zijn van wanbetaling door enkele schuldenaren (de ‘wet van de grote aantallen’). De kredietkwaliteit van de vorderingenportefeuille in haar geheel is over het algemeen namelijk aanmerkelijk beter dan de kredietkwaliteit van elke afzonderlijke vordering in die portefeuille.8
Voor een goede risicospreiding is onder meer van belang dat wordt gelet op de verhouding van de onder elke vordering verschuldigde bedragen tot het gehele bedrag dat onder de portefeuille verschuldigd is. De omvang van het debiteurenrisico is statistisch moeilijk in te schatten, indien een groot deel van het totaalbedrag van de vorderingenportefeuille moet worden opgebracht door slechts enkele schuldenaren. Men spreekt in dit verband van het obligor concentration risk.9 Het is mogelijk dat in de ‘receivables purchase agreement’ bepaalde concentratielimieten worden opgenomen, die niet mogen worden overschreden. Deze limieten kunnen mede worden bepaald door de kredietwaardigheid (mogelijk de rating) van de afzonderlijke schuldenaren.10 Een relatief hoog ‘obligor concentration risk’ kan met zich brengen dat de rating agencies meer credit enhancement verlangen.
Verder kan ook de geografische spreiding van schuldenaren van belang zijn.11 Indien een groot gedeelte van de schuldenaren economisch gebonden is aan één en dezelfde regio, dan kan een verslechtering van de economie in die betreffende regio nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van de vorderingenportefeuille in haar geheel. Ook dit risico kan enigszins worden beperkt met behulp van concentratielimieten.
Bij de securitisation van bedrijfsleningen (CDO’s en CLO’s) dient voorts aandacht te worden geschonken aan de concentratie naar het soort industrie waarin de schuldenaren actief zijn. Ook hier geldt: hoe groter de spreiding naar industrie des te beter dit is voor de kredietkwaliteit van de leningenportefeuille in haar geheel.12
Tot slot kan in het kader van de risicospreiding ook aandacht worden besteed aan de ouderdom van de vorderingen, de zogenoemde seasoning. Vaak leert de ervaring dat de mate waarin er kredietverliezen worden geleden in een vorderingenportefeuille mede afhankelijk is van de ouderdom van de vorderingen. In geval van hypothecaire leningen bijvoorbeeld vinden relatief veel wanbetalingen plaats gedurende de eerste jaren van de looptijd van de lening. Een evenwichtige samenstelling van de vorderingenportefeuille wat betreft de ‘seasoning’ zal de kredietkwaliteit van de portefeuille vergroten.13 Ook ten aanzien van de ouderdom van de vorderingen kunnen in de receivables purchase agreement concentratielimieten worden overeengekomen.
Een onvoldoende risicospreiding kan met zich brengen dat de rating agencies een ‘rating cap’ voor de transactie hanteren.14
250. Zekerheidsrechten. Een laatste aandachtspunt betreft de aan de vorderingen verbonden zekerheidsrechten. Indien de vorderingen zijn versterkt met zekerheidsrechten, dan zal het over het algemeen gewenst zijn dat het SPV na de overdracht van de vorderingen aanspraak op de zekerheidsrechten kan maken. Zekerheidsrechten verhogen de kredietkwaliteit van de geëffectiseerde vorderingenportefeuille. Voor zover de zekerheidsrechten niet van rechtswege met de vorderingen op het SPV overgaan,15 dan kunnen de zekerheidsrechten mogelijk zelfstandig aan het SPV worden overgedragen.16
Betreft het persoonlijke zekerheidsrechten, zoals garanties en borgstellingen, dan zal, voor de vraag welke waarde aan de zekerheid kan worden toegekend, de kredietwaardigheid (rating) van degene die de persoonlijke zekerheid heeft gesteld, van belang zijn. Betreft het goederenrechtelijke zekerheden, zoals pand- en hypotheekrechten en zekerheidseigendom, dan zal onder andere de liquideerbaarheid en waardevastheid van de goederen die als onderpand dienen, van betekenis zijn.17 In dit verband zal onder meer moeten worden gelet op de verhouding tussen het bedrag van de vordering en de waarde van het tot zekerheid strekkende onderpand, de zogenoemde loan-to-value ratio.18
251. Koopprijsbepaling. Bij het structureren van een securitisation zal worden getracht van tevoren een inschatting te maken van de omvang van de verschillende debiteurenrisico’s. Met behulp van ‘track records’ wordt aan de hand van een statistische analyse van de debiteurenhistorie de omvang van het debiteurenrisico vastgesteld. De rating agencies onderwerpen de vorderingenportefeuille bovendien aan allerhande stresscenario’s, teneinde te beoordelen hoe de portefeuille naar alle waarschijnlijkheid onder verschillende economische omstandigheden zal presteren. Nadat een inschatting is gemaakt van de omvang van de debiteurenrisico’s, kan daarmee vervolgens rekening worden gehouden bij de vaststelling van de koopprijs die het SPV bereid is voor de vorderingenportefeuille te betalen (hetgeen het bedrag is dat de originator door de uitgifte van ABS aan de kapitaalmarkt kan onttrekken). Zo wordt voorkomen dat het SPV wellicht te veel betaalt voor de te effectiseren vorderingenportefeuille.
Niet-rentedragende vorderingen worden over het algemeen tegen een korting (discount) op de nominale waarde verkocht, die, behalve door een inkomstencomponent, mede wordt bepaald door een component voor het krediet- en ‘dilution’-risico.19
In geval van rentedragende vorderingen wordt bij de vaststelling van de koopprijs meestal de nominale waarde van de vorderingen tot uitgangspunt genomen.20 Kredietverliezen worden in eerste instantie opgevangen uit de marge (spread) die aanwezig is tussen de op de vorderingen te ontvangen rente en de financieringslasten en overige operationele kosten van het SPV.21 In Nederlandse transacties is het gebruikelijk dat de bedragen die overblijven van deze ‘spread’ bij wijze van een uitgestelde koopprijsbetaling aan de originator worden uitgekeerd.22
In geval van zeer laag rentende vorderingen is het echter mogelijk dat de vorderingen met een korting op de nominale waarde moeten worden verkocht. In geval van zeer hoog rentende vorderingen (zoals uit hoofde van bepaalde consumentenkredieten en credit cards) kan de koopprijs in sommige gevallen juist op een hoger bedrag dan de nominale waarde worden gesteld. In dat geval worden ook de toekomstige renteinkomsten gedeeltelijk liquide gemaakt. Dit is mogelijk indien het totaal van de toekomstige rente-inkomsten ruimschoots voldoende is om de financieringslasten en overige operationele kosten van het SPV mee te voldoen en om kredietverliezen en andersoortige liquiditeitstekorten mee op te vangen.
252. Holdback. Ook andere methoden van koopprijsbepaling en betaalbaarstelling daarvan zijn denkbaar. Het is mogelijk dat de koopprijs wordt gesteld op ongeveer de nominale waarde van de vorderingen, met, in geval van niet-rentedragende vorderingen, een korting daarop die uitsluitend wordt bepaald door de financieringslasten en operationele kosten van het SPV en niet door een reserve voor kredietverliezen. Vervolgens komen partijen overeen, dat slechts een gedeelte van de koopprijs direct opeisbaar is, bijvoorbeeld 90%. De 10% die resteert, vormt een zogenoemde holdback.23 Van dit bedrag kunnen kredietverliezen worden afgeboekt. Hetgeen na volledige voldoening van de investeerders in de ABS van de holdback overblijft, wordt uitbetaald aan de originator.24
Ook kan worden overeengekomen dat de holdback gedurende de gehele looptijd van de securitisation slechts een bepaald percentage (10%) dient te betreffen van de nominale waarde van de nog uitstaande vorderingen. Indien de holdback uitgedrukt in een absoluut geldbedrag op een gegeven moment meer dan het overeengekomen percentage bedraagt, wordt dit meerdere uitgekeerd aan de originator. De originator ontvangt dan periodiek koopprijsbetalingen.25 Het is mogelijk dat het recht van de originator op uitgestelde koopprijsbetalingen is achtergesteld bij (bepaalde) andere schulden van het SPV, zoals de schulden aan investeerders, credit enhancers en liquidity providers.26
Tot slot zij opgemerkt dat de wijze waarop de koopprijs wordt bepaald en de wijze van betaalbaarstelling daarvan, mede afhankelijk zijn van fiscale, commerciële en mogelijk ook jaarrekeningtechnische overwegingen.