RCR 2012/73
Algemene voorwaarden. Dient het arbitragebeding in de algemene voorwaarden jegens de consument als onredelijk bezwarend (in de zin van art. 6:233 sub a BW) te worden aangemerkt?
HR 21-09-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6135
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 september 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, C.E. Drion
- Zaaknummer
11/04598
- Conclusie
A-G mr. J. Spier
- LJN
BW6135
- JCDI
JCDI:ADS912433:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BW6135, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑09‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BW6135, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑09‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑10‑2011
- Wetingang
BW art. 6:233; Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten art. 3
Essentie
Algemene voorwaarden. Consumentenrecht. Oneerlijk beding.
Is het arbitragebeding onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233 sub a BW en oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13 EEG? Welke eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel van de feitenrechter?
Samenvatting
In 2003 heeft verweerder in cassatie (handelend als consument) aan eiseres tot cassatie opdracht gegeven verbouwingswerkzaamheden te verrichten aan zijn woning. Eiseres tot cassatie hanteerde de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992), waarnaar in de door verweerder in cassatie ondertekende opdrachtbevestiging is verwezen. In de AVA 1992 is onder andere ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.