Hof Arnhem-Leeuwarden, 24-03-2022, nr. 200.298.107
ECLI:NL:GHARL:2022:2295
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
24-03-2022
- Zaaknummer
200.298.107
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:2295, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 24‑03‑2022; (Hoger beroep)
Uitspraak 24‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Artikel 3 lid 6 Regeling beloning CBM. Geen uitzonderlijke omstandigheden.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.107
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9132442)
beschikking van 24 maart 2022
inzake
[verzoeker] h.o.d.n. [naam1],
wonende en gevestigd te [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. E.P. Groot te Groningen;
en
[naam2] ,
wonende te [plaats2] ,
verder te noemen: [naam2] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 juli 2021.
2.2
De mondelinge behandeling in deze procedure heeft op 3 februari 2022, gelijktijdig met de behandeling van de procedures met zaaknummers 200.298.109 en 200. 298.110, plaatsgevonden. De bewindvoerder en mevrouw [de mentor] (geen belanghebbende in deze zaak, wel in de andere twee zaken, hierna de mentor te noemen) zijn beiden verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De mentor handelt onder de naam [naam3] .
3. De feiten
3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [naam2] , een bewind ingesteld en de bewindvoerder als zodanig benoemd.
3.2
Bij beschikking van 11 mei 2021 (zaaknummer 9132443) is gelijktijdig met het bewind een mentorschap ingesteld ten behoeve van [naam2] . De mentor is in die beschikking benoemd.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter naast hetgeen is opgenomen onder 3.1 en voor zover hier relevant, de jaarbeloning van de bewindvoerder en de mentor tezamen vastgesteld overeenkomstig artikel 5 juncto artikel 2 lid 2 onder a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: Regeling beloning CBM) en de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder en de mentor tezamen vastgesteld op een bedrag van € 1.005,00 exclusief BTW.
4.2
De bewindvoerder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt de bestreden beschikking ten aanzien van de kostenvergoeding te vernietigen en, opnieuw beschikkende, alsnog voor de volledige vergoeding bewind en aanvangskosten een machtiging te verlenen, kosten rechtens.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de bewindvoerder aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Dit is de Regeling beloning CBM.
5.2
Artikel 3 van de Regeling beloning CBM luidt, voor zover hier van belang (en naar de voor 2021 geldende norm):
1. De kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.
2 De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:
a. voor een bewindvoerder € 1.187;
b. (…)
(…)
(…)
5 Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:
a. voor aanvangswerkzaamheden € 559, (…)
b. (…)
c. (…)
d. (…)
6 In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter in geval een bewind niet alle goederen betreft of wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen.
5.3
Uitgangspunt van de Regeling beloning CBM is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan curatoren, bewindvoerders en mentoren. Uit de toelichting bij de Regeling beloning CBM (Staatscourant 2014, 32149) blijkt dat met die regeling is beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop de regeling niet onverkort kan worden toegepast. De toelichting bij de Regeling beloning CBM vermeldt: ‘Indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, dan kan voornoemde regeling niet onverkort worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen.’
Uit de toelichting blijkt dat de aanvankelijke formulering ‘bijzondere omstandigheden’ in de conceptregeling bij de vaststelling van de Regeling beloning CBM is gewijzigd in ‘uitzonderlijke omstandigheden’ om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. In de toelichting is verder opgenomen dat het uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.
5.4
Het hof stelt vast dat, zoals de bewindvoerder heeft aangevoerd, de kantonrechter in de bestreden beschikking niet heeft gemotiveerd waarom is afgeweken van de voor een professionele bewindvoerder op basis van de Regeling beloning CBM gebruikelijke beloning en de gebruikelijke vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, en waarom hier dus sprake is van ‘uitzonderlijke omstandigheden’.
De kantonrechter heeft enkel verwezen naar artikel 5 juncto artikel 2 lid 2 van de Regeling beloning CBM.
5.5
In artikel 5 van de Regeling beloning CBM staat dat, indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, de kantonrechter diens beloning vaststelt overeenkomstig de beloning van een curator (…). Het moet dan dus gaan om vereniging van die twee functies in één persoon. De gedachte hierachter is volgens de toelichting bij de Regeling beloning CBM, dat ‘wanneer de functies worden gecombineerd in de vorm van een curator, er efficiëntie-voordelen zijn, bijvoorbeeld doordat contactmomenten voor de behartiging van materiële en immateriële belangen kunnen worden gecombineerd. (…)’.
5.6
De bewindvoerder en de mentor van [naam2] zijn twee verschillende personen. Artikel 5 van de Regeling beloning CBM biedt naar het oordeel van het hof dan ook geen grondslag voor afwijking van de gebruikelijke beloningen.
5.7
De vraag is of sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning CBM. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.
De bewindvoerder heeft voldoende aangetoond dat in deze situatie geen sprake is van efficiëntie-voordelen. Hij heeft toegelicht dat er geen samenwerkingsverband bestaat tussen hem en de mentor. Hij is weliswaar met de mentor getrouwd maar zij hebben elk een eigen onderneming. De ondernemingen zijn volledig gescheiden en ze hebben grotendeels een andere klantenkring. Zij hebben een afzonderlijke administratie, eigen verzekeringen, verschillende werkruimtes, stellen aparte jaarrekeningen op en ook de waarneming bij afwezigheid is verschillend geregeld.
Verder hebben zij een andere professionele achtergrond op basis waarvan zij hun werkzaamheden verrichten. Bij aanvang van een bewind wordt de hele financiële situatie opnieuw ingericht en worden alle contacten van de betrokkene in kennis gesteld. Bij aanvang van een mentorschap is het vooral van belang dat kennis wordt gemaakt met de betrokkene en dat er een vertrouwensband wordt opgebouwd. Daar waar de bewindvoerder veel op zijn kantoor aanwezig is, is de mentor veel onderweg naar cliënten.
Het zijn van echtgenoten levert geen tijdvoordeel op. De werkrelatie tussen de bewindvoerder en de mentor is zakelijk en gemeenschappelijke zaken worden via de telefoon of mail besproken. De bewindvoerder en de mentor gaan vrijwel altijd afzonderlijk van elkaar op bezoek bij klanten. Omdat de contactpersonen bij organisaties weten dat zij met elkaar getrouwd zijn komt het bovendien vaker voor dat de bewindvoerder wordt benaderd in kwesties die voor de mentor bedoeld zijn en anders om. Dit moet vervolgens worden teruggekoppeld, hetgeen juist meer werk oplevert, aldus de bewindvoerder. Bovendien is de drempel om met elkaar te overleggen over gemeenschappelijke cliënten lager dan wanneer bewindvoerder en mentor vreemden van elkaar zijn. Ook dit leidt volgens de bewindvoerder tot meer overleg en daarmee tot meer werk.
5.8
Het hof is van oordeel dat nu niet is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning CBM die aanleiding geven om de jaarbeloning en/of de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder op een andere dan de in artikel 3 lid 1 van de Regeling beloning CBM aangegeven wijze vast te stellen, de bestreden beschikking, voor zover aan het hof ter beoordeling voorgelegd, niet in stand kan blijven. Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen voor zover ter beoordeling aan het hof voorgelegd en de jaarbeloning en eenmalige beloning voor aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder opnieuw vaststellen als hierna te bepalen.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 11 mei 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de eenmalige beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder vast op € 559,- exclusief BTW;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, voorzitter, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D. van de Voort, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 24 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.