Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het zaaksdossier van de politie Oost-Brabant, Dienstrecherche ’s-Hertogenbosch, genummerd OB1R017132-2017224928, aantal pagina’s: 1 tot en met 143. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
Rb. Oost-Brabant, 08-11-2018, nr. 01/880935-17
ECLI:NL:RBOBR:2018:5551
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
08-11-2018
- Zaaknummer
01/880935-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2018:5551, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 08‑11‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:4177
Uitspraak 08‑11‑2018
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte voor poging tot doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest. De rechtbank legt voor dit feit tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/880935-17
Datum uitspraak: 8 november 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2018 en 25 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 januari 2018.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 oktober 2018 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te ’s-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven te beroven, - [slachtoffer] met kracht (met haar gezicht naar beneden) in een of meer kussens heeft gedrukt en/of - een of meer kussens met kracht op het hoofd en/of gezicht van [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of - (vervolgens) op die/dat kussen(s) en/of op het hoofd/gezicht van [slachtoffer] is gaan zitten en/of - (daarbij/vervolgens) de keel bij [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te ’s-Hertogenbosch aan zijn moeder, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere, althans één gebroken rib(ben) en/of (een) gebroken borstbeen en/of (een) kaakfractuur heeft toegebracht door - [slachtoffer] met kracht met haar gezicht naar beneden in een of meer kussens te drukken en/of - een of meer kussens met kracht op het hoofd en/of gezicht van [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of - (vervolgens) meermalen (met kracht) op die/dat kussen(s) en/of op het hoofd/gezicht van [slachtoffer] te gaan zitten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
Op verdachte rust primair de verdenking dat hij op 30 oktober 2017 in 's-Hertogenbosch geprobeerd heeft om zijn moeder van het leven te beroven. Subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij zijn moeder op diezelfde datum en plaats zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op grond van de in het procesdossier vervatte bewijsmiddelen het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen die haar uit het procesdossier zijn gebleken.
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 31 oktober 2017, dossierpagina’s 34-36, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van [verbalisant 1]:
Op 31 oktober 2017 omstreeks 09.38 uur kregen wij, [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] , van de politiemeldkamer het verzoek te gaan naar de [adres 2] te
’s-Hertogenbosch. Alhier zou een oudere vrouw zijn, welke mishandeld was door haar zoon. Op genoemd adres troffen wij aan het slachtoffer van de mishandeling, zijnde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te ’s-Hertogenbosch, wonende aan de [adres 3] te ’s-Hertogenbosch. Ik zag dat [slachtoffer] op meerdere plekken op haar lichaam letsel had, waaronder:
- -
bloeduitstortingen in haar gelaat;
- -
bloeduitstortingen en rode striemen in haar nek;
- -
bloeduitstortingen op het bovenste gedeelte van haar borst;
- -
bloeduitstorting in haar linkerzijde (onderzijde borst);
- -
bloeduitstorting op haar linker- en rechterhand;
- -
hematoom op haar rechter bovenbeen, waarbij op drie plekken de huid eraf dan wel beschadigd was.
Ik hoorde dat ze vertelde dat al het letsel wat ze nu had, veroorzaakt was door haar zoon [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 3] te ’s-Hertogenbosch. Ik hoorde dat ze mij het volgende vertelde over het hele gebeuren:
Op 30 oktober 2017 omstreeks 21.30 uur was ik met mijn zoon in mijn woning op de [adres 3] in ’s-Hertogenbosch. Op enig moment begon mijn zoon tegen mij uit te vallen. Ik zag dat mijn zoon twee kussens van de bank pakte. Ik voelde dat hij vervolgens de kussens op mijn hoofd drukte, waarbij hij mij met gezicht in de bank drukte. Ik voelde dat mijn zoon vervolgens bovenop de kussens op mijn hoofd ging zitten. Ik had het gevoel dat dit het was, ik had het gevoel dat het afgelopen was, ik dacht dat ik dit niet zou overleven Op enig moment heeft mijn zoon mij ook op mijn borst dan wel onder mijn borst gedrukt. Ik voelde dat dit met kracht gedaan werd. Op enig moment is mijn zoon opgestaan waardoor ik weer kon ademen. Ik voelde en zag dat hij de kussens van mijn hoofd haalde. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat ik in de stoel moest gaan zitten. Ik heb de gehele nacht niet kunnen slapen door de pijn die ik had. De volgende morgen is mijn zoon, omstreeks 08:30 uur, weg gegaan. Toen mijn zoon weg was ben ik op enig moment mijn woning uitgegaan naar een vriendin van mij, wonende in dezelfde flat op [huisnummer] . Ik heb op dit moment nog steeds erg veel last van mijn ribben. Ik heb moeite met ademhalen. Ik kan alleen maar lichtjes ademhalen. Ik kan niet diep ademhalen, omdat het dan heel erg zeer doet. Ik heb ook pijn en last van mijn nek.
het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 31 oktober 2017, dossierpagina’s 113-114, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 31 oktober 2017 om 09.30 uur was ik met een vriendin, genaamd [getuige 2] , in mijn woning op de [adres 2] te ’s-Hertogenbosch. Om 09.30 uur werd er aangebeld. Ik opende de deur en zag dat [slachtoffer] voor de deur stond [de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer]]. Ze was hevig geëmotioneerd. Ik zag dat haar gezicht en handen vol zaten met blauwe plekken. Ik hoorde dat ze zei: “hij heeft me willen vermoorden” of “hij heeft me van kant willen maken” en “hij heeft een kussen op mijn gezicht gedrukt, ik kreeg geen adem”. Ik hoorde dat ze zei dat haar zoon [verdachte] dit had gedaan. Ik hoorde dat ze zei dat hij een woedeaanval had gekregen. Ik zag toen ook dat haar benen blauw waren. Ik hoorde dat ze zei dat ze op de bank lag en dat hij haar had geslagen. Ik hoorde dat ze zei dat hij kussens had gepakt en deze op haar gezicht had gedrukt. Ik hoorde dat ze zei dat hij toen op de kussens was gaan zitten, op haar hoofd. Ik hoorde dat ze zei dat ze doodsbang was voor haar zoon en dacht dat ze dood ging.
het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 31 oktober 2017, dossierpagina’s 111-112, voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 31 oktober 2017 om 09:15 uur was ik op bezoek bij een vriendin op de [adres 2] te ’s-Hertogenbosch. Om 09.30 uur zag ik dat er een andere vriendin, [slachtoffer] , ook binnen kwam. Ik zag direct dat ze heel erg over haar toeren was. Ik zag namelijk dat ze hevig geëmotioneerd was. Ik zag dat ze huilde. Ook zag ik dat ze blauwe plekken op haar benen en handen had. Ik zag dat zij haar bril niet droeg, normaal gesproken draagt zij deze altijd. Ik hoorde dat ze zei: “bel de dokter, ik heb zo’n pijn”. Ik hoorde dat ze zei dat haar zoon, [verdachte] , dit gedaan had. Ik hoorde dat ze zei dat haar zoon een kussen op haar hoofd had gedrukt en daarop was gaan zitten. Ik hoorde dat ze zei dat ze daardoor bijna stikte. Ik hoorde dat ze zei: “hij kreeg een woedeuitbarsting”.
een geschrift, te weten een rapport naar de aard, oorzaak en gevaarzetting van letsels bij [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , opgemaakt d.d. 13 maart 2018 voor zover – kort en zakelijk weergegeven – inhoudende als bevindingen van [forensisch arts] , verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut:
Er vond onderzoek plaats naar de aard, oorzaak en gevaarzetting van letsels die op 31 oktober 2017 (en de dagen erna) zijn vastgesteld bij mevrouw [slachtoffer] . Hiertoe waren een medisch dossier, een forensisch medische letselbeschrijving, foto's en twee processen-verbaal beschikbaar.
Onderzoek:
Ad a: Het medisch dossier van betrokkene, opgesteld door het Jeroen Bosch
Ziekenhuis te Den Bosch
De meegezonden dvd-rom met radiologische onderzoeken werd voor herbeoordeling aangeboden bij [naam radioloog] , als radioloog werkzaam in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Haar bevindingen en conclusies zijn als volgt samen te vatten.
- -
verse fracturen aan de zijkant van de 3e tot en met 10e rib links;
- -
verse fracturen aan de voorzijde van de 2e tot en met 5e rib rechts;
- -
breuken in het borstbeen (bovendeel en middendeel);
- -
breuk van de onderkaak aan de linker zijde;
- -
bloeduitstortingen rond de beschreven fracturen;
- -
bevindingen passend bij bloeduitstorting rechts aan het hoofd (hoog zijwaarts), in de borstwand (rechts meer dan links) en in de buikwand, linker flank en rechter bil.
Ad b: De letselbeschrijving van forensisch arts [naam arts] d.d. 3 november 2017.
De letselbeschrijving betreft de bevindingen bij lichamelijk onderzoek d.d. 1 november 2017, uitgevoerd op de afdeling Intensive Care van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. De vermeldingen in de letselbeschrijving worden als volgt samengevat.
Beschrijving van het geweldsincident:
Het slachtoffer verklaarde door haar belager in buikligging op een bank te zijn gegooid, waarbij haar hoofd in de kussens werd gedrukt. De belager ('een grote stevige man') is daarbij tevens op haar rug gaan zitten, waarbij hij op en neer zou zijn 'gesprongen'. Het slachtoffer ervaarde daarbij ademnood en was bang te stikken. Het incident zou circa 15 minuten geduurd hebben. Het slachtoffer zou in de erop volgende nacht veel pijn en ademnood hebben ervaren.
Medische informatie, verkregen bij de behandelend arts van de Intensive Care:
- -
er was sprake van botbreuken van de onderkaak, het borstbeen, vele ribben (zowel oud als recent);
- -
gezien de multipele ribbreuken, werd de kans op longontsteking als complicatie groot geacht, hetgeen een potentieel levensbedreigende aandoening betreft;
- -
vanwege de hoge leeftijd zou volledig herstel van de conditie niet te verwachten zijn;
- -
de genezingsduur werd ingeschat op meerdere maanden.
Bevindingen bij lichamelijk onderzoek:
Hoofd : meerdere blauw/rode verkleuringen aan het aangezicht, specifiek benoemd aan beide wangen, bovenlip, neusrug, aan weerszijden van de neus, de kin en het linker oor.
Hals : onder de kin, aan weerszijden van de luchtpijp, met o.a. parallel verlopende
streepvormige rode verkleuringen links in de hals.
Borst : blauwe huidverkleuringen aan de voorzijde van de borst en in beide flanken
Benen : grote blauwe verkleuring aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen, met daarin drie ovaalvormige ontvellingen; tevens blauwgele verkleuringen aan de voorzijde van beide knieën.
De geweldsinwerkingen
De beschrijvingen van het causale geweldsincident in de beschikbare documenten komt in grote mate overeen. Samengevat zou betrokkene in de nacht van 30 op 31 oktober 2017
slachtoffer zijn geworden van (onder andere) diverse fysieke geweldsinwerkingen, bestaand uit:
A - druk met een kussen tegen het gezicht (of andersom)
- het slachtoffer zou zich hierbij in buikligging op een bank hebben bevonden
- belager zou daarbij ook op de kussens en het hoofd van het slachtoffer hebben
gezeten
B - belager zou hierbij op het slachtoffer hebben gezeten
- belager was op haar rug gaan zitten en zou daarbij “op en neer zijn gesprongen”
- het slachtoffer ervaarde daarbij ademnood
C - wurghandelingen
- de keel met kracht dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kon krijgen
D - slagen tegen de borstkast
- zij werd op- en onder de borst gedrukt.
Ad A:
Door deze geweldshandelingen kan mogelijk uitwendige afsluiting van de ademwegopeningen van neus en/of mond optreden (smoren). De klachten en verschijnselen die hierbij kunnen optreden zijn o.a.
- -
bemoeilijkte ademhaling en verstikkingsverschijnselen (in de onderhavige casus zou hiervan sprake zijn geweest);
- -
kneuzing van huid en onderhuidse weke delen door inwerking van stomp samendrukkend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld in de hoedanigheid van onderhuidse bloeduitstortingen, verscheuring van huid, slijmvlies en weke delen (zoals bijvoorbeeld insnijding van lipslijmvlies door compressie tegen gebitselementen);
- -
huidafschaving en onderhuidse puntbloedingen door frictie/tractiekrachten op de huid (in de onderhavige casus zijn huidletsels en onderhuidse bloeduitstortinkjes waargenomen die hierdoor zouden kunnen zijn veroorzaakt).
Ad B (mogelijk ook D):
Door deze geweldshandelingen kan mogelijk mechanische belemmering van adembewegingen optreden waarbij vooral inadembewegingen beperkt worden. Hierdoor kunnen ademnood en verstikkingsverschijnselen optreden. Al dan niet in combinatie met de
smoorhandelingen beschreven onder ad A kan in korte tijd ernstig zuurstoftekort optreden.
Indien ook 'op en neer springen' heeft plaatsgevonden, dan was hierbij tevens sprake van stomp botsende en/of samendrukkende mechanische geweldsinwerkingen, waardoor mogelijk kneuzingen van huid en onderhuidse weke delen kunnen optreden, zoals bijvoorbeeld in de hoedanigheid van bloeduitstortingen of breuken. In de onderhavige casus was er sprake van vele ribbreuken en meerdere forse bloeduitstortingen aan de romp die door dergelijke geweldsinwerkingen verklaard zouden kunnen worden.
Ad C:
Uitoefening van samendrukkend en/of samensnoerend mechanisch geweld op de hals (wurghandelingen, manuele strangulatie). Afzonderlijk of in combinatie met de smoorhandelingen beschreven onder ad A en de inadembeperkingen beschreven onder ad B kan in korte tijd ernstig zuurstoftekort optreden.
Ad D:
Inwerking van uitwendig stomp botsend mechanisch geweld, waardoor mogelijk kneuzingen van huid en onderhuidse weke delen kunnen optreden, zoals bijvoorbeeld in de hoedanigheid van bloeduitstortingen, verscheuring van weke delen en/of breuken. In de onderhavige casus was er sprake van vele ribbreuken en meerdere forse bloeduitstortingen aan de romp die door dergelijke geweldsinwerkingen verklaard zouden kunnen worden.
Samengevat betreffen A, B en C drie soorten geweldsinwerkingen die zelfstandig dan wel in combinatie tot ernstige beperkingen in de ademhaling kunnen leiden en eventueel verstikking tot gevolg kunnen hebben.
De letsels
De letsels worden als volgt geïnterpreteerd.
- Kleine en grotere bloeduitstortingen door frictie, botsend en/of samendrukkend mechanisch geweld, te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder A.
- Botsend en/of samen drukkend mechanisch geweld, mogelijk in relatie tot de breuk in de onderkaak, te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder A en B.
- Bloeduitstortingen door botsend en/of samendrukkend mechanisch geweld, te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder A en C.
- Bloeduitstortingen door botsend en/of samendrukkend mechanisch geweld, mogelijk/waarschijnlijk in relatie tot de breuken in het borstbeen, te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder B en D.
- Bloeduitstortingen door stomp botsend en/of samendrukkend mechanisch geweld, waarschijnlijk in relatie tot de ribbreuken, te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder B en D.
- Bloeduitstortingen door stomp botsend en/of samendrukkend mechanisch geweld, in combinatie met huidafschaving door frictiekrachten, mogelijk te verklaren door geweld zoals hiervoor weergegeven onder B.
Over de mogelijke causale relatie tussen de beschreven geweldsinwerkingen en de vastgesteld letsels
Uit bovenstaande uiteenzetting blijkt dat de vastgestelde letsels zeer wel het gevolg zouden kunnen zijn van de geweldsinwerkingen zoals beschreven in de dossierstukken. Andere maar soortgelijke botsende en samendrukkende geweldsinwerkingen zijn daarmee niet uit te sluiten.
De gevaarzetting
Met betrekking tot de gevaarzetting is het volgende op te merken.
- -
Zoals reeds genoemd zijn A, B en C drie soorten geweldsinwerkingen die zelfstandig dan wel in combinatie tot ernstige beperkingen in de ademhaling kunnen leiden en eventueel verstikking tot gevolg kunnen hebben.
- -
Multipele ribbreuken beiderzijds, inclusief de breuken van het borstbeen vormen een grote bedreiging voor adequate ademhaling. Door verminderde adembewegingen, al dan niet veroorzaakt door pijn, is er een grote kans op longontsteking. Op 87-jarige leeftijd impliceert dit een hoog sterfterisico.
- -
Er waren multipele bloeduitstortingen gevormd door een aanzienlijk bloedvolume. In dit kader was een bloedtransfusie geïndiceerd, welke ook is uitgevoerd. Bloedarmoede kan leiden tot ernstige problemen in de bloedcirculatie met dientengevolge mogelijk hartfalen en shock.
- -
Tijdens de ziekenhuisopname bleek een acute nierinsufficiëntie die geduid werd als waarschijnlijk gevolg van verhoogde spierafbraak (rhabdomyolyse). Tevoren zou reeds sprake zijn geweest van een verminderde nierfunctie, zoals vermeld bij de medische voorgeschiedenis. Verhoogde spierafbraak treedt o.a. op bij omvangrijke kneuzingen van spieren door geweldsinwerkingen. Door spierafbraak kunnen gegeneraliseerde orgaanfunctiestoornissen ontstaan, zoals bijvoorbeeld nierinsufficiëntie, leverfalen en hartritmestoornissen. In combinatie met bovengenoemde complicaties kan een levensbedreigende situatie ontstaan.
- -
In de onderhavige casus was een aanzienlijke tijdsduur tussen de geweldsinwerkingen en het bereiken van adequate medische hulpverlening. Gezien de ernst van de letsels heeft dit delay in hulpverlening de risico's op ernstige complicaties en overlijden doen toenemen.
Beantwoording vraagstellingen:
1. Kunnen de letsels het gevolg zijn van de geweldsinwerkingen zoals beschreven door het
slachtoffer?
De vastgestelde letsels zouden zeer wel het gevolg kunnen zijn van de geweldsinwerkingen zoals beschreven in de dossierstukken. Andere maar soortgelijke botsende en samendrukkende geweldsinwerkingen zijn daarmee niet uit te sluiten.
2. Wat is de gevaarzetting van de aanwezige letsels?
Het risico op overlijden door de geweldsinwerkingen, de letsels en/of de complicaties die zouden kunnen zijn opgetreden, kan aanzienlijk worden geacht. De kans op fatale afloop is niet in een wetenschappelijk onderbouwd percentage aan te geven omdat meerdere individuele en casusafhankelijke factoren een rol spelen.
Eigen waarneming rechtbank.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 25 oktober 2018 waargenomen dat verdachte een grote forse man is. Verdachte gaf aan dat hij de laatste tijd flink is afgevallen, zodat de rechtbank concludeert dat verdachte op 30 oktober 2017 zelfs nog zwaarder was dan thans het geval is.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs.
De door de verdediging bepleite vrijspraak berust op de stelling dat niet bewezen is dat verdachte bij zijn handelen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Daartoe is aangevoerd dat bij gebrek aan objectieve bewijsmiddelen van “boos” opzet geen sprake kan zijn, terwijl evenmin kan worden aangenomen dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. In de visie van de verdediging vormt immers het moment waarop verdachte van het slachtoffer is afgegaan en haar op een stoel heeft geplaatst een contra-indicatie die het aannemen van het bewust aanvaarden van die kans in de weg staat.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij net als de officier van justitie, als uitgangspunt voor het feitencomplex, de verklaring van het slachtoffer en de verklaring van de [getuige 2] en [getuige 1] in aanmerking neemt. Er zijn de rechtbank geen feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen. Het procesdossier bevat geen enkele aanwijzing dat iemand anders dan verdachte betrokkenheid heeft gehad bij dit incident. Dit betekent dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte het slachtoffer heeft belaagd en de handelingen heeft verricht zoals het slachtoffer heeft verklaard.
Verdachte heeft geen verklaring willen afleggen en geen inzicht gegeven in zijn beweegredenen. Op basis van het procesdossier concludeert de rechtbank dat verdachte en het slachtoffer op 30 oktober 2017 omstreeks 21.30 uur zich bevonden in de woonkamer van hun gezamenlijke woning op de [adres 3] in ’s-Hertogenbosch. Om onduidelijk gebleven redenen duwde verdachte op enig moment het slachtoffer met haar gezicht in de kussens van de bank, drukte twee andere kussens op het achterhoofd van het slachtoffer en ging vervolgens op die kussens – en derhalve op (het achterhoofd van) het slachtoffer – zitten. Verdachte drukte ook met kracht op dan wel onder de borst van het slachtoffer. Gedurende ongeveer 15 minuten heeft verdachte, een grote forse man, op die manier geweld uitgeoefend op zijn moeder, een hoogbejaarde, tengere vrouw. Verdachte is vervolgens van het slachtoffer afgegaan en heeft haar op een stoel geplaatst en geen (medische) hulp verleend noch ingeschakeld.
Hoewel verdachte geen verklaring heeft afgelegd, is de rechtbank – gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee “boos” opzet – had om het slachtoffer van het leven te beroven. Het handelen van verdachte is naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer geschikt tot het doen overlijden van het slachtoffer en daarmee onmiskenbaar gericht op de dood, dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat verdachtes opzet hierop gericht is geweest en hij het slachtoffer willens en wetens heeft geprobeerd te doden. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag dan ook bewezen als na te melden.
Beslissing op het voorwaardelijk gedane verzoek om aangeefster te horen.
De raadsman van verdachte heeft – voor zover de rechtbank het door de verdediging gevoerde verweer ten aanzien van verdachtes opzet zal verwerpen – verzocht om aangeefster als getuige te horen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman betoogd dat de verdediging aangeefster nader wil bevragen over het moment dat verdachte van aangeefster is afgegaan, hetgeen van belang is om te beoordelen of sprake is van een contra-indicatie voor het aanvaarden van de kans op de dood van aangeefster.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging af, nu dit verzoek naar haar oordeel onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank enige verklaring van aangeefster op het door de verdediging genoemde punt niet van belang acht voor een door haar te nemen beslissing. De rechtbank gaat immers evenals de verdediging uit van het gegeven dat verdachte van het slachtoffer afgegaan is, maar ziet dit niet als contra-indicatie voor het aannemen van (“boos”) opzet gelet op de intensiteit en de duur van de handelingen van verdachte zoals die blijken uit de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 30 oktober 2017 te ’s-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven te beroven, - [slachtoffer] met kracht met haar gezicht naar beneden in kussens heeft gedrukt en - kussens met kracht op het hoofd van [slachtoffer] heeft gedrukt en gedrukt gehouden en - vervolgens op die kussens op het hoofd van [slachtoffer] is gaan zitten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd om aan verdachte op te leggen:
- -
een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- -
de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft voor hetgeen in de visie van de verdediging bewezen geacht kan worden, bepleit dat volstaan dient te worden met een gevangenisstraf die het reeds ondergane voorarrest niet te boven gaat met daarnaast een geheel voorwaardelijke maatregel van terbeschikkingstelling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbaar feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft om onduidelijk gebleven redenen geprobeerd om zijn hoogbejaarde moeder, een kleine, fragiele 87-jarige vrouw, in hun gezamenlijke woning van het leven te beroven. Verdachte heeft daartoe kussens op het hoofd van het slachtoffer gedrukt en is in die situatie langdurig op die kussens en het hoofd gaan zitten. Het slachtoffer heeft moeten vechten voor haar leven en heeft door het door de verdachte uitgeoefende geweld onder meer een gebroken kaak, een op meerdere plaatsen gebroken borstbeen en in totaal twaalf gebroken ribben opgelopen. Verdachte heeft in de wetenschap dat het kwetsbare slachtoffer ernstige verwondingen had opgelopen niet de moeite genomen om hulp voor zijn moeder in te schakelen. Evenmin heeft hij haar in de gelegenheid gesteld – bijvoorbeeld door zijn telefoon aan haar te geven – om zelf medische hulp in te roepen. Pas de volgende ochtend heeft verdachte, zonder ook maar iemand te waarschuwen, de woning verlaten en het slachtoffer derhalve voor dood achtergelaten. Op eigen kracht heeft zij de woning moeten verlaten om hulp te zoeken. Daarbij werd door verdachte voor haar een drempel opgeworpen om de woning te verlaten, doordat hij haar huissleutels had meegenomen.
Het slachtoffer was er zodanig slecht aan toe dat zij een week op de intensive care heeft gelegen.
Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Deze ervaring moet voor het slachtoffer zeer ingrijpend en beangstigend zijn geweest. Naast het lichamelijke letsel dat het slachtoffer door deze daad heeft opgelopen, leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. In deze zaak zal dat in het bijzonder het geval zijn, nu het slachtoffer door haar eigen zoon op een dergelijke gewelddadige manier is behandeld. Het handelen van verdachte had ook een andere afloop kunnen hebben. Dat dit niet is gebeurd, is niet te danken geweest aan verdachte, maar aan de wilskracht die het slachtoffer had om te overleven. Het handelen van verdachte getuigt dan ook van een volkomen gebrek aan respect voor het leven van zijn eigen moeder.
Tot op de dag van vandaag heeft verdachte op vragen die het tenlastegelegde raken er het zwijgen toegedaan. Verdachte heeft het recht om zijn eigen proceshouding te bepalen en de rechtbank zal deze keuze niet laten meewegen in de overwegingen omtrent de strafmaat. Niettemin betreurt de rechtbank het dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijk-heid heeft genomen voor zijn laffe en gewetenloze daad. Dit laatste neemt de rechtbank ten nadele van verdachte wel mee in de overwegingen omtrent de strafmaat.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatieregister van 19 september 2018 – niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als het bewezenverklaarde.
Omtrent de geestvermogens van verdachte is op 5 september 2018 door psychiater [naam psychiater] en psycholoog [naam psycholoog] (beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum) een rapport uitgebracht. Dit rapport houdt – kort en zakelijk – weergegeven onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en narcistische trekken, waarbij hij ook voldoet aan de kenmerken van psychopathie. Deze stoornis kent een duurzaam patroon en was ook aanwezig tijdens het tenlastegelegde feit.
Indien het tenlastegelegde bewezen kan worden, lijkt het echter zeer waarschijnlijk dat de gebrekkige ontwikkeling van betrokkene van invloed is geweest op zijn keuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene is een egocentrisch man die het liefst zijn eigen gang gaat en zich niet laat begrenzen door anderen. Hij wordt in zijn gedragskeuzes ook niet gehinderd door wroeging of empathische gevoelens, omdat hij deze niet ervaart. Onderzoekers zien dat betrokkene door zijn persoonlijkheidsstoornis een zeer beperkt repertoire heeft aan copingsmechanismen om met conflicten om te gaan. Het missen van remmingen vanuit het bovenbeschreven gebrekkig sociaal-emotioneel functioneren kan bij betrokkene gezien worden als een grote handicapt. Het tenlastegelegde is hem om die reden in verminderde mate toe te rekenen.
Betrokkene mist belangrijke sociaal-emotionele regulatiemechanismen en remmingen om zijn gedrag en gedragskeuzen te reguleren. Betrokkene heeft geen inzicht in zijn problematiek en geen wens tot verandering. Er is bovendien sprake van instabiliteit wat betreft gedrag en cognities. Betrokkene kent antisociale denkbeelden, reageerde niet afdoende op eerder toezicht en heeft geen netwerk om eventueel op terug te vallen. Er is geen persoonlijke steun, zijn leefomstandigheden in de toekomst zijn ongunstig en zijn copingsvaardigheden zijn problematisch. Betrokkene beschikt over relatief weinig beschermende factoren. Vanuit klinisch oogpunt is het risico op recidive dan ook hoog.
Gezien de aard en de ernst van de pathologie en de hoge mate van het recidiverisico komen onderzoekers tot de conclusie dat de maatregel van tbs met dwangverpleging onontkoombaar is om het risico op herhaling voldoende af te wenden. Het gevaar is te hoog om betrokkene onbehandeld terug naar de maatschappij te laten gaan. Gezien de ernstige psychopathologie is een langdurige, duurzame en intensieve behandeling noodzakelijk. Onderzoekers hebben overwogen of behandeling in een voorwaardelijk kader mogelijk is. Echter, een hoog beveiligingsniveau is noodzakelijk, ook gezien de kenmerken van psychopathie, zoals list en bedrog, liegen en gebrek aan wroeging en emotionele diepgang, die de behandeling bemoeilijken. Gezien de weinig coöperatieve houding van betrokkene en het massieve beeld en het duurzame patroon van de pathologie zal de behandeling vermoedelijk moeizaam zijn. De behandeling zal zich daarom in eerste plaats moeten richten op het maken van een sociale prothese; het aanbrengen van stevige externe structuur zodat het gevaar vanuit de sociaal-emotionele beperkingen voldoende kan worden afgewend. Het is noodzakelijk om in een gestructureerde omgeving aan basale levensvoorwaarden te werken. Feitelijk is er nog niets in het leven van betrokkene opgebouwd. Kernpunten in de behandeling moeten daarnaast zijn: inzicht in de gevolgen van zijn gedrag op anderen en het leren omgaan met de beperkingen vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het door de verdachte begane feit slechts één strafmodaliteit gerechtvaardigd is, namelijk een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank ziet zich voorts, gelet op de conclusies van de deskundigen in voornoemd rapport, voor de vraag gesteld of termen aanwezig zijn om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Voor de beantwoording van deze vraag neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een “ultimum remedium” is en dat de rechtbank niet zonder meer dient over te gaan tot oplegging van de geadviseerde en gevorderde maatregel. In de visie van de verdediging hebben de deskundigen andere, voor verdachte minder ingrijpende, alternatieven in onvoldoende mate in ogenschouw genomen. Dit dient er volgens de verdediging toe te leiden dat door een Pro Justitia rapporteur en de reclassering nader gerapporteerd moet worden over de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de maatregel van terbeschikkingstelling, waarbij ook andere alternatieven overwogen dienen te worden.
De rechtbank overweegt in lijn met het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 juni 2018 [ECLI:NL:GHARL:2018:6153] dat de stelling van de verdediging dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een ‘ultimum remedium’ is, niet uit de wet volgt. Voor de vraag of de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Voor de vraag of een bevel moet worden gegeven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd, dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat daarbij om het opleggen van de meest passende maatregel in de specifieke situatie. Overwogen moet worden of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist. De wet eist niet dat eerst een minder ingrijpende sanctie (straf of maatregel) moet worden opgelegd dan wel een vrijwillig of minder ingrijpend behandeltraject moet worden gevolgd alvorens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan worden opgelegd.
De rechtbank ziet ook overigens geen noodzaak in het doen laten opstellen van aanvullende rapportages naar de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de maatregel tot terbeschikkingstelling. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij op basis van de thans voorliggende stukken zich voldoende voorgelicht acht. Voornoemde deskundigen hebben – anders dan de raadsman doet veronderstellen – wel degelijk andere, voor verdachte minder ingrijpende, alternatieven overwogen. Daarbij zijn zij echter tot de conclusie gekomen dat gezien de aard en de ernst van de pathologie en de hoge mate van het recidiverisico de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege onontkoombaar is om het risico op herhaling voldoende af te wenden. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de verdediging afwijst.
Op grond van de inhoud en conclusie van voormeld rapport, waarmee de rechtbank zich verenigt, en het onderzoek ter terechtzitting neemt de rechtbank aan dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en dat deze nog steeds bestaan.
De rechtbank is het verder met de deskundigen eens dat een gedwongen klinische behandeling van de verdachte noodzakelijk is. Gelet op de persoonlijkheid van verdachte, het recidivegevaar en het door de deskundigen noodzakelijk geachte beveiligingsniveau acht de rechtbank een ander, minder ingrijpend juridisch kader ontoereikend om te bereiken dat verdachte deze behandeling ondergaat.
Gelet op deze conclusie overweegt de rechtbank als volgt.
Er is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, terwijl – uitgaande van de adviezen van de deskundigen – voorts de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het bewezenverklaarde – in het licht van het door de deskundigen uitgebracht rapport – voorts dat is voldaan aan het in artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht gegeven criterium. Voorts overweegt de rechtbank dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van primairpoging tot doodslag verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
ten aanzien van primair:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. A. Bernsen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 8 november 2018.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑11‑2018