Einde inhoudsopgave
Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 73 [Gemeenschappelijke regeling gemeenten, provincies en waterschappen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2022, 18 (uitgifte: 18-01-2022, kamerstukken: 35513)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2022, Stb. 2022, 128 (uitgifte: 30-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Staatsrecht / Bestuur
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van een of meer gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen, met provinciale staten, de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van een of meer provincies en de algemene besturen, de dagelijkse besturen en de voorzitters van een of meer waterschappen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente, de eigen provincie, onderscheidenlijk het eigen waterschap bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten, provincies of waterschappen.
2.
De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning en de dagelijkse besturen en voorzitters van de waterschappen zenden het ontwerp van de regeling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, met uitzondering van het ontwerp van een regeling die getroffen of mede getroffen wordt door de vertegenwoordigende organen van de deelnemende gemeenten, provincies of waterschappen.
3.
De raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de waterschappen kunnen bij de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van hun gemeente, de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van hun provincie en de dagelijkse besturen en voorzitters van hun waterschap binnen acht weken hun zienswijze over het ontwerp van de regeling naar voren brengen. Indien de raden, provinciale staten of de algemene besturen van de waterschappen geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters, de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning en de dagelijkse besturen en voorzitters van de waterschappen hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
4.
Een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester, een college van gedeputeerde staten en een commissaris van de Koning, onderscheidenlijk een dagelijks bestuur en een voorzitter van een waterschap gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraad, provinciale staten, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5.
Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.