Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 554 [Opmerkingen over prejudiciële vraag door OM en advocaat]
Geldend
Geldend van 01-10-2022 tot 01-10-2025
- Bronpublicatie:
22-06-2022, Stb. 2022, 276 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken: 35869)
- Inwerkingtreding
01-10-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-2022, Stb. 2022, 362 (uitgifte: 20-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Tenzij de Hoge Raad, gehoord de procureur-generaal bij de Hoge Raad, meteen beslist om af te zien van beantwoording van de vraag, stelt hij het openbaar ministerie en de raadsman of advocaat van de betrokken procespartij in de gelegenheid om opmerkingen te maken.
2.
De Hoge Raad kan bepalen dat ook derden, door tussenkomst van een advocaat, binnen een daartoe te bepalen termijn in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken. De aankondiging hiervan geschiedt op een door de Hoge Raad te bepalen wijze.
3.
Na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen, neemt de procureur-generaal bij de Hoge Raad conclusie. Het openbaar ministerie en de raadsman of advocaat van de betrokken procespartij kunnen nadat zij in kennis zijn gesteld van de conclusie hun opmerkingen daarbij aan de Hoge Raad ter kennis brengen.
4.
De griffier van de Hoge Raad stelt de betrokken procespartijen in kennis van de ingekomen opmerkingen van de overige betrokken procespartijen en derden, alsmede van de conclusie van de procureur-generaal.
5.
De Hoge Raad bepaalt binnen welke termijn en op welke wijze de processtukken en opmerkingen aan de Hoge Raad worden verstrekt.