Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 20161212 1320, gesloten op 6 januari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 01-08-2017, nr. 05/720348-16
ECLI:NL:RBGEL:2017:4186
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
01-08-2017
- Zaaknummer
05/720348-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:4186, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 01‑08‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 01‑08‑2017
Inhoudsindicatie
De rechtbank Gelderland heeft een 30-jarige man veroordeeld voor een plofkraak gepleegd in Duitsland, en voor heling van de auto met behulp waarvan de plofkraak is gepleegd. De man is vrijgesproken voor een poging tot een andere plofkraak. De rechtbank heeft aan de man een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 3 jaren.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720348-16
Datum uitspraak : 1 augustus 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsman: mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2017, 8 juni 2017 en 18 juli 2017.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in
voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of
ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat
en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of voor nabij die
geldautomaat gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te
duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
2.
hij, op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kluis van) een geldautomaat van de [benadeelde 1] bank heeft weggenomen een hoeveelheid geld (van
in totaal ongeveer 81.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel , te
weten een (kopie van een) kredietkaart (Mastercard);
3.
hij, op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gebouw
of een getimmerte, te weten een bank/filiaal toebehorend aan [benadeelde 1] bank,
opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in een geldautomaat, welke zich bevond in voornoemd gebouw, gas(sen) gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of voor nabij die geldautomaat gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
4.
Primair
hij, op of omstreeks 4 augustus 2015 te Laar, in de Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een
ontploffing in een geldautomaat teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich
bevond en/of voor nabij die geldautomaat gelegen pand(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen te duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was, (met dat opzet) tezamen en in vereniging, althans alleen, een slang/pijp op een gasfles heeft aangesloten en/of (vervolgens) die slang/pijp in voornoemde geldautomaat heeft aangebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij, op of omstreeks 4 augustus 2015 te Laar, in de Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (een kluis van) een geldautomaat van de [benadeelde 2] weg te nemen een (groot) geldbedrag, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 2] , en dat weg
te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, (met dat opzet) tezamen en in vereniging, althans alleen, een slang/pijp op
een gasfles heeft aangesloten en/of (vervolgens) die slang/pijp in voornoemde
geldautomaat heeft aangebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij, op of omstreeks 4 november 2014 te Deventer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type S4, gekentekend [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, althans in de Bondsrepubliek Duitsland en/of te Schaarsbergen, gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Audi, type S4) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
Feiten 1, 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 augustus 2015 is bij een filiaal van de [benadeelde 1] te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek Duitsland, een plofkraak op een geldautomaat gepleegd. De daders zijn de bank binnen gekomen door middel van een Mastercard ten name van de heer [naam 1] , te Amsterdam.2.Vervolgens hebben zij in de geldautomaat een gasmengsel tot ontploffing gebracht, wat tot de vernieling van de geldautomaat heeft geleid en de toegang tot de geldcassettes heeft verschaft.3.De daders hebben drie geldcassettes die waren gevuld met biljetten van respectievelijk tien, twintig en vijftig euro leeggehaald.4.In totaal is een bedrag van € 81.010,- weggenomen.5.
Op 8 augustus 2015 omstreeks 05:58 uur krijgt de politie de opdracht om naar het filiaal van de [benadeelde 1] in Ahaus-Greas te gaan omdat het overvalalarm was afgegaan. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die boven de [benadeelde 1] wonen, hoorden een knal en hebben vervolgens gezien dat een Audi Combi met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] met daarin meerdere mannen met hoge snelheid wegreed in richting van de L 560.6.Omstreeks 12:45 uur is dezelfde auto gesignaleerd op de A1 in Nederland. Om ongeveer 13:15 uur werd de auto gezien op de A50 in de richting van Arnhem.7.De politie is deze auto gevolgd met optische en geluidssignalen. Vervolgens is de auto met hoge snelheid weggereden. Bij de afslag Schaarsbergen is de auto uit de bocht gevlogen8.en in de berm tot stilstand gekomen.9.In de kofferbak van de auto zijn verschillende goederen aangetroffen, waaronder een roze K3 rugtas, een jerrycan mogelijk gevuld met benzine, een T-vormig wrikijzer, een moker met houten handvat, een creditcard op naam van [naam 1] , een schroevendraaier, een koevoet, een hamer, twee gascilinders die met tape aan elkaar verbonden waren en waaraan slangen en mengkranen waren bevestigd, een taser en een zaklamp.10.Aan de binnenzijde van de voorruit van de auto en op de K3 rugtas is DNA van verdachte aangetroffen.11.Verdachte bestuurde de auto op het moment dat deze uit de bocht vloog. Hij is daarna de auto uitgestapt en weggelopen.12.
Bij het onderzoek ter plaatse op 8 augustus 2015 is in de nabijheid van de gecrashte Audi een losse kentekenplaat ( [kenteken 2] ) aangetroffen. Verderop in het bos zijn een biljet van tien euro, twee biljetten van twintig euro en twee biljetten van vijftig euro gevonden.13.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte vrij kort na de plofkraak in de auto reed die aan de plofkraak te linken is, met in deze auto goederen die aan de plofkraak te linken zijn. De verklaring die verdachte hiervoor geeft is niet nader onderbouwd en acht de officier van justitie ook onwaarschijnlijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 dient te worden vrijgesproken. Volgens de verdediging is er onvoldoende bewijs dat verdachte aanwezig was op het plaats delict ten tijde van de plofkraak. Het feit dat verdachte zeven uur na de plofkraak is aangetroffen met de auto en goederen die te linken zijn aan de plofkraak is hiertoe onvoldoende. Daarnaast heeft verdachte een aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij in deze auto reed.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende .
Verdachte reed kort na de plofkraak, namelijk 6 uur en 45 minuten daarna, in de Audi die betrokken is geweest bij de plofkraak. Gezien de aard van de spullen die in de auto zijn aangetroffen kan er van worden uitgegaan dat deze spullen, althans een groot deel hiervan, zijn gebruikt bij de plofkraak. Dit geldt met name voor de aangetroffen creditcard ten name van dhr. [naam 1] , die is gebruikt om de bank waar de plofkraak is gepleegd binnen te gaan. Daarnaast acht de rechtbank aannemelijk dat de biljetten die vlakbij de afslag Schaarsbergen zijn aangetroffen behoren tot de buit van de plofkraak, vanwege de vindplaats van deze biljetten in de nabijheid van de gecrashte Audi, het feit dat een aantal biljetten (zwaar) beschadigd is en gezien het feit dat de waarde van de biljetten overeenkomt met de biljetten die zijn meegenomen bij de plofkraak, namelijk biljetten van tien, twintig en vijftig euro. Gelet op deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte een van de mannen is die de plofkraak hebben gepleegd, tenzij verdachte voor de genoemde situatie een aannemelijke verklaring geeft.
Scenario verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de ochtend van 8 augustus 2015 zijn ouderlijk huis in Utrecht heeft verlaten om brood te gaan halen en dat hij toen bij de bakker een bekende tegen is gekomen die hem heeft gevraagd een auto van Apeldoorn naar Arnhem te brengen. Hij heeft niet gevraagd naar de reden van dit verzoek. Verdachte heeft ingestemd, waarna hij door die bekende met diens auto naar een “N weg” is gebracht. Daar zag hij twee hem onbekende mannen met handschoenen uit de Audi komen. Zij hebben hem op vragen van zijn kant niet verteld waar zij vandaan kwamen en waar zij mee bezig waren geweest. Op de achterbank van de Audi lagen spullen, waaronder het roze K3 rugzakje en gasflessen, en verdachte heeft deze spullen samen met een ander in de kofferbak van de Audi gelegd. Hij heeft ter plaatse € 200,- aan briefgeld ontvangen. Op een later moment zou hij nog € 300,- ontvangen. De twee mannen uit de Audi zijn overgestapt in een andere (derde) auto. Verdachte is met de Audi achter de hem bekende man uit Utrecht aangereden. Hij wist niet wat de precieze eindbestemming in Arnhem was. Omdat de mannen handschoenen droegen en gezien de spullen op de achterbank had verdachte het sterke vermoeden dat de mannen een plofkraak hadden gepleegd.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid in de Audi niet aannemelijk. Allereerst is niet aannemelijk dat daders van een plofkraak in Duitsland pas na afloop daarvan door een persoon in Utrecht laten regelen dat de door hen bij die plofkraak gebruikte auto door een derde wordt verplaatst en dat vervolgens daarvoor, toevalligerwijs -naar uit de verklaring van verdachte zou moeten worden opgemaakt-, verdachte, zijnde een willekeurige persoon, wordt benaderd. Ook is niet aannemelijk dat de daders van de plofkraak de daarbij gebruikte spullen, waaronder gasflessen, eerst op de achterbank en niet meteen in de kofferbak zouden vervoeren, te minder nog omdat de daders na de plofkraak, zoals hierna zal blijken, met zijn vieren in de Audi hebben gezeten. Voorts is niet aannemelijk dat verdachte voor deze klus biljetten aanneemt die beschadigd zijn en die hij daardoor niet uit kan geven. Daarbij komt dat verdachte de naam van degene die hem in Utrecht heeft benaderd niet heeft willen noemen. Ook heeft hij geen duidelijkheid kunnen of willen verschaffen over de precieze plek in Apeldoorn waar hij de Audi heeft overgenomen, noch over zijn eindbestemming in Arnhem. Dat hij daarover niet vooraf zou zijn ingelicht door (een van de) andere mannen vindt de rechtbank niet aannemelijk.
Aan de verklaring van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Op het in de kofferbak aangetroffen roze K3 rugzakje is DNA materiaal van verdachte aangetroffen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring die de verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA materiaal op dit rugzakje, namelijk dat hij dit rugzakje heeft aangeraakt toen hij dit vanaf de achterbank in de kofferbak legde, niet aannemelijk.
Een en ander brengt de rechtbank tot de volgende constatering:
- verdachte bevond zich kort na de plofkraak in de bij die plofkraak gebruikte auto,
- in de kofferbak van die auto lagen voorwerpen die bij een plofkraak worden gebruikt,
- van enkele van deze voorwerpen, zoals het roze K3 tasje en het T-vormig wrikijzer, blijkt dat deze ook zijn gebruikt bij een poging tot plofkraak op 4 augustus 2015,14.
- verdachte beschikte over een deel van het bij de plofkraak buitgemaakte geld,
- op het roze K3 rugtasje dat in de kofferbak lag zit DNA materiaal van verdachte.
Op grond van deze feiten, bezien in onderling verband met de overige hiervoor vermelde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de plofkraak heeft gepleegd.
Medeplegen
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
In de aangifte van [benadeelde 1] staat vermeld dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij drie personen hebben gezien die in een zwarte Audi sprongen en een vierde persoon zagen die over het gras naar het voertuig liep en instapte.15.Getuige [getuige 1] heeft nadien verklaard dat hij een in het zwart geklede persoon met neonkleurige strepen had gezien onder het slaapkamerraam en dat deze persoon en twee andere personen in de Audi waren ingestapt. Op de bestuurdersplaats zat nog een andere persoon.16.
Op basis van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] concludeert de rechtbank dat er vier mensen bij de plofkraak betrokken waren. Niet geheel duidelijk is of een van hen tijdens de plofkraak in de auto voor de bank heeft gewacht. De rechtbank acht dit echter niet relevant, omdat zij, ook ingeval zou moeten worden aangenomen dat dit zo is en dat het verdachte betreft, van oordeel is dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de plofkraak. Verdachte is immers samen met drie anderen naar Duitsland gereden. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte van te voren wist wat ze in Duitsland gingen doen en dat ook vooraf over de aanpak en taakverdeling onderling afspraken zijn gemaakt. Vervolgens is verdachte met de auto waarin hij en zijn mededaders met de buit van de plofkraak zijn weggereden, alleen verder gereden over de Nederlandse snelweg, omdat hij de auto met de spullen, kennelijk, ergens naartoe wilde brengen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank voorts van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte kan daarom als medepleger van de plofkraak worden aangemerkt.
Gevaar
De rechtbank dient vervolgens voor de feiten 1 en 3 de vraag te beoordelen of er gemeen gevaar voor goederen, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor personen is ontstaan. Om dat aan te kunnen nemen, dient dat gevaar ten tijde van de plofkraak naar algemene ervaringsregels voorzienbaar te zijn geweest. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een plofkraak veel schade kan aanrichten. Uit de foto’s van het plaats delict blijkt dat, naast de geldautomaat, onder andere ook ruiten, deuren en kozijnen vernield zijn, en dat er een scheur in het metselwerk van de muur van de bank zat. De rechtbank neemt op basis hiervan aan dat er door de plofkraak sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
De rechtbank komt voorts tot de conclusie dat er sprake was van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar. Boven de geldautomaat die tot ontploffing is gebracht woonden mensen. Deze mensen sliepen ten tijde van het feit, wat hen volstrekt weerloos maakt tegenover ontploffingen. Aannemelijk is dat zij op het moment van de plofkraak gevaar hebben gelopen, temeer nu het in het algemeen lastig is in te schatten hoe groot het gevolg zal zijn van het tot ontploffing brengen van een explosief mengsel, en nu uit het dossier niet blijkt dat de daders de kennis en kunde hadden om ervoor te zorgen dat de schade als gevolg van de ontploffing beperkt zou blijven en geen gevaar voor personen zou opleveren.
Feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden aangenomen dat bepaalde spullen die gebruikt zijn bij de plofkraak van 8 augustus 2015, ook bij de plofkraak op 4 augustus 2015 gebruikt zijn. Er is echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om aan te nemen dat verdachte betrokken was bij deze plofkraak.
Feit 5
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij gebreke van wettig bewijs moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 125;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 38-39;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2017.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 3 en het onder 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in
voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of
ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat
en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of voor nabij die
geldautomaat gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te
duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een kluis van) een geldautomaat van de [benadeelde 1] bank heeft weggenomen een hoeveelheid geld (van
in totaal ongeveer 81.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel, te weten een (kopie van een) kredietkaart (Mastercard);
3.
hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, in de Bondsrepubliek
Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gebouw
of een getimmerte, te weten een bank/filiaal toebehorend aan [benadeelde 1] bank,
opzettelijk heeft vernield of beschadigd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in een geldautomaat, welke zich bevond in voornoemd gebouw, gas(sen) gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of voor nabij die geldautomaat gelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of terwijl daarvan levensgevaar voor (toevallige) voorbijgangers en/of één of meer bewoner(s) van bovenliggende en/of omliggende woning(en) te duchten was;
5.
subsidiair
hij op of omstreeks 8 augustus 2015 te Ahaus-Graes, althans in de Bondsrepubliek Duitsland en/of te Schaarsbergen, gemeente Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Audi, type S4) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en valse sleutels
Ten aanzien van feit 3
Medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
Ten aanzien van feit 5
Opzetheling
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 t/m 3 en het onder 5 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de gevorderde vrijspraak voor feiten 1 t/m 4 heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, gedateerd 9 juni 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 17 maart 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zogeheten plofkraak, en daarmee aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van vermogenscriminaliteit. Zij zijn met een gestolen bankpas een bank binnen gegaan, hebben aldaar de geldautomaat tot ontploffing gebracht en hebben daarbij een bedrag van ongeveer € 81.000,- buitgemaakt. Daarop zijn ze er in hun gestolen auto met hoge snelheid vandoor gegaan. Later die dag is verdachte met deze auto met onverantwoord hoge snelheid over de snelweg gereden terwijl hij achtervolgd werd door de politie. Omdat deze auto afkomstig was van diefstal heeft verdachte zich hiermee ook schuldig gemaakt aan opzetheling. Door de ontploffing van de geldautomaat is grote schade ontstaan aan de automaat zelf en aan het pand. Daarnaast had er levensgevaarlijk letsel kunnen worden toegebracht aan de personen die boven de bank wonen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich echter uitsluitend om hun eigen gewin bekommerd. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte ook rekening met het feit dat verdachte voor zijn handelen geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Op het moment dat hij op de snelweg reed en de politie hem staande wilde houden, is hij met hoge snelheid weggevlucht. Toen hij hierdoor uit de bocht vloog en met zijn auto in de berm terecht kwam, is hij de auto uitgevlucht en heeft hij zich niet bij de politie gemeld. Ook ter terechtzitting heeft verdachte niet zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft hij in plaats daarvan een onaannemelijk verhaal verteld.
De rechtbank houdt daarnaast ten nadele van verdachte rekening met zijn documentatie. Verdachte is in het verleden regelmatig veroordeeld voor verschillende strafbare feiten.
Alle omstandigheden bezien vindt de rechtbank de straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal dus een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal hier geen voorwaardelijk deel aan verbinden, nu de reclassering heeft aangegeven dat reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 t/m 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 120.883,42.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 922,90.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat [naam 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat een verzekeraar zich niet als benadeelde partij in een strafprocedure kan stellen. Ook de [benadeelde 2] is volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering, omdat zij vrijspraak voor het betreffende feit heeft geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht beide vorderingen af te wijzen danwel de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk te verklaren. Primair vanwege de verzochte vrijspraak. Subsidiair omdat [naam 3] zich niet als benadeelde partij kan stellen. Voor wat betreft de [benadeelde 2] zou niet-ontvankelijkverklaring moeten volgen omdat de verdediging de vordering slechts in het Duits heeft ontvangen, terwijl alle processtukken in het Nederlands vertaald moeten zijn.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 3]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu [naam 3] niet degene is die rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 t/m 3 bewezenverklaarde feiten.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.
De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9. De beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit en het onder 5 primair tenlastegelegde feit;
verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. E.G.J. Broekhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2017. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 01‑08‑2017
Dossiernotitie, p. 197.
Bevindingen plaats delict, p. 172.
Bevindingen plaats delict, p. 172.
Dossiernotitie, p. 197.
Aangifte strafbaar feit, p.163.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 37, en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 40.
Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 74-75.
NFI-rapport van 31 maart 2017, Aanvullend DNA-onderzoek en DNA-verwantschapsonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een gestolen voertuig in Arnhem op 8 augustus 2015.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2017.
Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 49 en 67.
Rapport vergelijkende analyse, p.311.
Aangifte strafbaar feit, p.163.
Dossiernotitie van 20 augustus 2015, p. 270.