NJ 1926, p. 297
„Hoofdsom" in art. 54 R. O. Contractueele rente. Onzekerheid van den dag der betaling. Onbepaald bedrag?
HR 07-01-1926, ECLI:NL:HR:1926:313, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 januari 1926
- Magistraten
Mrs. Savelberg, Jhr. Feith, Visser, van den Dries en Kirberger.
- Zaaknummer
[07011926/NJ_1926,_p._297]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121901:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:313, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑01‑1926
- Wetingang
(RO art. 54.)
Essentie
„Hoofdsom" in art. 54 R. O. Contractueele rente. Onzekerheid van den dag der betaling. Onbepaald bedrag?
Samenvatting
Onder „hoofdsom" in art. 54, 2° R. O. is alleen te verstaan het opgevorderde kapitaal met de reeds verschenen rente, niet de rente, welke na den dag der dagvaarding tot dien der betaling vervalt, ook al betreft het bedongen rente.
Anders Concl. Proc.-Gen. met betoog dat de niet vervallen contractueele rente, tot de hoofdsom moet worden gerekend en dat, nu de dag der betaling onzeker is, de vordering is van onbepaald bedrag.
Partij(en)
J. Vogelzang Jzn., landbouwer, wonende te Nolderveld, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.