Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie
Artikel 24 Overeenkomsten met landen en gebieden die niet tot het grondgebied van de Unie behoren
Geldend
Geldend van 25-06-2015 tot 30-12-2024
- Bronpublicatie:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/847)
- Inwerkingtreding
25-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/847)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De Commissie kan elke lidstaat toestaan met een derde land of met een gebied dat niet onder het in artikel 355 VWEU bedoelde territoriale toepassingsgebied van de VEU en de VWEU valt (hierna ‘het betrokken land of gebied’ genoemd), een overeenkomst te sluiten die voorziet in afwijkingen van deze verordening, zodat geldovermakingen tussen dat land of gebied en de betrokken lidstaat als geldovermakingen binnen de betrokken lidstaat kunnen worden behandeld.
Deze overeenkomsten kunnen alleen worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a)
het betrokken land of gebied heeft met de betrokken lidstaat een monetaire unie of maakt deel uit van het valutagebied van deze lidstaat of heeft met de Unie, vertegenwoordigd door een lidstaat, een monetaire overeenkomst ondertekend;
- b)
de betalingsdienstaanbieders in het betrokken land of gebied nemen direct of indirect deel aan de betalings- en afwikkelingssystemen van die lidstaat, en
- c)
het betrokken land of gebied verplicht de onder zijn rechtsorde vallende betalingsdienstaanbieders dezelfde voorschriften toe te passen als die welke bij deze verordening zijn vastgesteld.
2.
Een lidstaat die een overeenkomst als bedoeld in lid 1 wenst te sluiten, dient een verzoek in bij de Commissie en verschaft haar alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.
3.
Wanneer de Commissie een dergelijk verzoek ontvangt, worden geldovermakingen tussen deze lidstaat en het betrokken land of gebied voorlopig als geldovermakingen binnen deze lidstaat behandeld totdat een besluit is genomen overeenkomstig dit artikel.
4.
Indien de Commissie binnen de twee maanden na ontvangst van het verzoek van oordeel is dat zij niet over alle gegevens beschikt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, neemt zij contact op met de betrokken lidstaat en deelt zij mee welke aanvullende gegevens vereist zijn.
5.
Binnen één maand na ontvangst van alle informatie die zij nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, stelt de Commissie de verzoekende lidstaat binnen één maand daarvan in kennis en zendt zij kopieën van het verzoek aan de overige lidstaten.
6.
Binnen de drie maanden na de in lid 5 van dit artikel bedoelde kennisgeving besluit de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 2, of zij de betrokken lidstaat machtigt de overeenkomst die het voorwerp uitmaakt van het verzoek, te sluiten.
De Commissie stelt het in de eerste alinea bedoelde besluit in elk geval binnen de 18 maanden na ontvangst van het verzoek vast.
7.
Uiterlijk op 26 maart 2017 verstrekken de lidstaten die krachtens Uitvoeringsbesluit 2012/43/EU van de Commissie (1), Besluit 2010/259/EU van de Commissie (2), Beschikking 2009/853/EG van de Commissie (3) of Beschikking 2008/982/EG van de Commissie (4) toestemming hebben gekregen overeenkomsten te sluiten met een betrokken land of gebied, de Commissie de geactualiseerde informatie die nodig is voor een beoordeling op grond van lid 1, tweede alinea, onder c).
Binnen de drie maanden na ontvangst van die informatie bestudeert de Commissie die informatie om zich ervan te vergewissen dat het betrokken land of grondgebied de onder zijn rechtsorde vallende betalingsdienstaanbieders verplicht dezelfde voorschriften toe te passen als die welke bij deze verordening zijn vastgesteld. Als de Commissie na het bestuderen van die informatie oordeelt dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde in lid 1, tweede alinea, onder c), trekt zij het desbetreffende besluit, de desbetreffende beschikking of het desbetreffende uitvoeringsbesluit van de Commissie in.
Voetnoten
Uitvoeringsbesluit 2012/43/EU van de Commissie van 25 januari 2012 tot machtiging van het Koninkrijk Denemarken om overeenkomsten met Groenland en de Faeröer te sluiten zodat geldovermakingen tussen Denemarken en elk van deze gebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen Denemarken worden behandeld (PB L 24 van 27.1.2012, blz. 12).
Besluit 2010/259/EU van de Commissie van 4 mei 2010 tot machtiging van de Franse Republiek om een overeenkomst met het Vorstendom Monaco te sluiten zodat geldovermakingen tussen de Franse Republiek en het Vorstendom Monaco overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen de Franse Republiek worden behandeld (PB L 112 van 5.5.2010, blz. 23).
Beschikking 2009/853/EG van de Commissie van 26 november 2009 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om een overeenkomst te sluiten met Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna teneinde geldovermakingen tussen Frankrijk en elk van deze gebieden te behandelen als geldovermakingen binnen Frankrijk, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 312 van 27.11.2009, blz. 71).
Beschikking 2008/982/EG van de Commissie van 8 december 2008 tot machtiging van het Verenigd Koninkrijk om een overeenkomst met de Bailiwick of Jersey, de Bailiwick of Guernsey en het eiland Man te sluiten zodat geldovermakingen tussen het Verenigd Koninkrijk en elk van deze grondgebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen het Verenigd Koninkrijk worden behandeld (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 34).