RvdW 2023/442:Verkopen van cocaïne, art. 2 onder B Opiumwet. Afwijzing getuigenverzoek vanwege onvindbaarheid getuige in hoger beroep. Aannemelijk dat getuige (klant van verdachte) niet binnen aanvaardbare termijn kan worden gehoord a.b.i. art. 288 lid 1 sub a Sv? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2022/156 m.b.t. toepassing van art. 288 lid 1 sub a Sv. Hof heeft eerder toegewezen en door verdediging gehandhaafd verzoek tot horen van klant van verdachte als getuige alsnog afgewezen op de grond dat het onaannemelijk is dat getuige binnen aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Blijkens zijn overwegingen heeft hof dat oordeel in de kern gebaseerd op omstandigheid dat de genoemde inspanningen zonder resultaat zijn gebleven en er ‘geen omstandigheden zijn gebleken waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat situatie t.a.v. deze getuige nu anders is’. Dat oordeel is ontoereikend gemotiveerd in het licht van wat hiervoor is vooropgesteld, mede in aanmerking genomen dat hof heeft vastgesteld dat getuige wel kon worden getraceerd toen hij werd opgeroepen voor verhoor op 18 maart 2021 en hof er niet blijk van heeft gegeven te hebben onderzocht of nog aanvullende inspanningen konden worden verricht om te bewerkstelligen dat getuige kon worden gehoord. Volgt vernietiging en terugwijzing.