RFR 2016/56
Wet Bopz. Wat moet worden vastgelegd in de geneeskundige verklaring over het persoonlijk onderzoek van betrokkene?
HR 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:161
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 januari 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, G. de Groot
- Zaaknummer
15/05155
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS923289:1
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:161, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2587, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2015
- Wetingang
Art. 5 lid 1 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging.
Wat moet worden vastgelegd in de geneeskundige verklaring over het persoonlijk onderzoek van betrokkene?
Samenvatting
In deze zaak heeft de rechtbank een voorlopige machtiging verleend om het verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren. Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. In cassatie heeft betrokkene erover geklaagd dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet, omdat alle informatie op basis waarvan de rechtbank het verzoek heeft toegewezen, afkomstig is van de behandelaar(s) en de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat betrokkene persoonlijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.