Rijkswet regels betreffende de rechtspositie van enige militair-rechterlijke ambtenaren
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 08-03-1992
- Redactionele toelichting
Dit artikel werkt terug tot en met het tijdstip waarop een opvolgende benoeming heeft plaatsgevonden, indien dat tijdstip is gelegen voor het tijdstip waarop de Wet van 3 april 1968, houdende regeling van de bezoldiging van de militair-rechterlijke ambtenaren, buiten werking is getreden.
- Bronpublicatie:
22-01-1992, Stb. 1992, 51 (uitgifte: 06-02-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22154 Overheid.nl: 22154)
- Inwerkingtreding
08-03-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-1992, Stb. 1992, 51 (uitgifte: 06-02-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22154Overheid.nl: 22154)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
De militair-rechterlijke ambtenaren die op grond van artikel 2 van de Wet van 3 april 1968, houdende regeling van de bezoldiging van de militair-rechterlijke ambtenaren, in bezoldiging waren gelijkgesteld met de rechterlijke ambtenaren, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel F, van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, blijven in bezoldiging gelijkgesteld met de in dat artikel genoemde rechterlijke ambtenaren, indien en voor zolang zij ingevolge een opvolgende benoeming tot rechterlijke ambtenaar een lagere bezoldiging ontvangen.