Besluit effectenhandel
Bijlage C
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1986
- Bronpublicatie:
04-04-1986, Stb. 1986, 164 (uitgifte: 15-04-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-04-1986, Stb. 1986, 165 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
behorende bij artikel 14 van het Besluit effectenhandel
De voorwaarden van beheer en bewaring als bedoeld in artikel 14, eerste lid, het Besluit effectenhandel dienen ten minste te bepalen dat:
- 1.
elk participatie recht geeft op een evenredig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen;
- 2.
in geval participatiebewijzen worden afgegeven, deze bewijzen worden ondertekend door de beheerder en bewaarder;
- 3.
de bewaring van de tot het fonds behorende waarden geschiedt ten name van het fonds;
- 4.
de tot het fonds behorende effecten worden bewaard bij de bewaarder op een zodanige wijze dat met betrekking tot de in bewaring gegeven effecten slechts kan worden beschikt door de beheerder en bewaarder te zamen;
- 5.
de bewaarder de tot het depot behorende stukken slechts zal afgeven na ontvangst van een door de beheerder getekende verklaring waaruit blijkt dat afgifte wordt verlangd in verband met de regelmatige uitoefening van de beheersfunctie;
- 6.
de betaalbaarstelling door de beheerder van uitkeringen aan houders van participaties in het fonds, de samenstelling van de uitkering alsmede de wijze van betaalbaarstelling bekend worden gemaakt hetzij per advertentie in een of meer Nederlandse dagbladen die landelijk worden verspreid, hetzij aan het adres van iedere houder van een participatie;
- 7.
de uitkeringen waarover na betaalbaarstelling niet wordt beschikt niet eerder zullen vervallen dan na een termijn van twintig jaar, tenzij de wet dwingend een kortere termijn bepaalt;
- 8.
jaarlijks binnen 3 maanden na afloop van het boekjaar de beheerder een verslag opmaakt over dat boekjaar bestaande uit een vermogensopstelling, een staat van baten en lasten met een toelichting en een overzicht van de saldo-mutaties in de beleggingsportefeuille van het fonds voor zover deze mutaties meer bedragen dan 1% van het belegd vermogen van het fonds;
- 9.
jaarlijks binnen 3 maanden na afloop van de eerste helft van het boekjaar de beheerder een tussentijds verslag opmaakt over de eerste helft van dat boekjaar overeenkomstig het onder punt 8 bepaalde;
- 10.
de verslagen als bedoeld in de punten 8 en 9 worden onderzocht door een door de beheerder aan te wijzen deskundige als bedoeld in artikel 393, eerste lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- 11.
de deskundige van dit onderzoek verslag uitbrengt aan de beheerder en bewaarder van het fonds;
- 12.
per advertentie in een of meer Nederlandse dagbladen die landelijk worden verspreid hetzij aan het adres van iedere houder van een participatie binnen 8 dagen na vaststelling van de hiervoor bedoelde jaar- en tussentijdse verslagen, opgave wordt gedaan van de plaats waar deze verslagen alsmede de daarop betrekking hebbende verklaringen van de deskundige voor de houders van de participaties verkrijgbaar zijn;
- 13.
wijzigingen in de voorwaarden uitsluitend kunnen worden aangebracht op voorstel van de beheerder en de bewaarder te zamen met medeweten van de vergadering van participatiehouders;
- 14.
van een voorstel tot wijziging van de voorwaarden mededeling wordt gedaan in hetzij een advertentie in een of meer Nederlandse dagbladen die landelijk worden verspreid hetzij aan het adres van iedere houder van een participatie;
- 15.
wijzigingen in de voorwaarden waardoor rechten en zekerheden van houders van participaties worden verminderd of lasten aan hen worden opgelegd, eerst van kracht worden 3 maanden na wijziging;
- 16.
binnen de in het vorige lid bedoelde periode de houders van de participaties in staat worden gesteld hun participaties gratis te royeren;
- 17.
in geval van oproeping van een vergadering van houders van participaties, de oproeping geschiedt per advertentie in een of meer Nederlandse dagbladen die landelijk worden verspreid hetzij aan het adres van iedere houder van een participatie, ten minste veertien dagen voor de aanvang van die vergadering;
- 18.
indien de beheerder of de bewaarder te kennen geeft voornemens te zijn zijn functie neer te leggen, binnen een termijn van vier weken een vergadering van participatiehouders wordt gehouden om in de benoeming van een nieuwe beheerder of bewaarder te voorzien;
- 19.
een besluit tot opheffing van het fonds slechts kan worden genomen met medeweten van de vergadering van participatiehouders;
- 20.
van het besluit tot opheffing mededeling wordt gedaan hetzij in een of meer Nederlandse dagbladen die landelijk worden verspreid hetzij aan het adres van iedere houder van een participatie;
- 21.
de beheerder zorg draagt voor de vereffening van het fonds en daarvan aan de participatiehouders rekening en verantwoording aflegt alvorens tot uitkering aan de participatiehouders over te gaan.