Hof Amsterdam, 03-09-2020, nr. 23-000879-18
ECLI:NL:GHAMS:2020:3981
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-09-2020
- Zaaknummer
23-000879-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:3981, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑09‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑09‑2020
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een bedrijfspand.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000879-18
Datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-196959-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het bedrijf [bedrijf] weg te nemen een of meer lasergames, althans een of meer goederen van zijn verdachtes en/of zijn mededaders gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel, met een schroevendraaier en/of gereedschap, althans met een (scherp en/of puntig) voorwerp (met kracht) ter hoogte van het deurslot houtsplinters heeft weggebroken en/of aan de sluitzijde van de deur een grote kier heeft gemaakt en/of de cilinder uit het slot van de deur heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsmotivering
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat medeplegen niet bewezen kan worden en dus vrijspraak moet volgen. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn samen naar Beverwijk gegaan en op een gegeven moment staan ze bij elkaar, meer kan niet bewezen worden. In tegenstelling tot de medeverdachte, is er van de verdachte geen forensisch bewijs aangetroffen op basis waarvan betrokkenheid bij de poging inbraak kan worden vastgesteld. De verdachte stond er enkel bij op de uitkijk, zoals hij zelf ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard. Op de uitkijk staan houdt in dat je buiten blijft opletten als de ander naar binnen gaat, maar zo ver is het niet gekomen. Bij gebrek aan bewijsmiddelen kan enkel medeplichtigheid bewezen worden, maar dat is niet tenlastegelegd, dus moet vrijspraak volgen.
Het hof overweegt als volgt. Uit het dossier kan worden afgeleid dat de politie op 5 mei 2017 een melding ontvangt van twee personen in de Sionstraat in Beverwijk. Eenmaal ter plaatse ziet een verbalisant tussen de gevel van de woning en de geparkeerde voertuigen twee personen stonden, die donker waren gekleed en ergens druk mee bezig waren. Het was te donker om te zien waar zij precies mee bezig waren. Als de twee personen wegrennen wordt niet veel later de verdachte aangehouden. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij handschoenen aanhad en op straat is ook een handschoen gevonden, die door het NFI is onderzocht en waarop DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen.
De verdachte verklaart dat hij enkel aanwezig was bij de inbraak om op de uitkijk te staan. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk en zal hier dan ook aan voorbij gaan. Het hof merkt op dat de verdachte dit eerst in hoger beroep heeft verklaard. Verder had de verdachte handschoenen aan, in mei, en heeft een verbalisant gezien dat de twee daders bij de gevel stonden en ergens druk mee bezig waren. Dit strookt niet met op de uitkijk staan, waarbij iemand een eindje van de plaats delict af staat om de omgeving in de gaten te houden en zo mogelijk de mededader(s) te waarschuwen. De handschoenen die verdachte droeg wijzen erop dat hij van plan was spullen aan te raken, maar zijn vingerafdrukken niet wilde achterlaten en in plaats van overzicht op de omgeving te houden stond hij samen met de medeverdachte bij de gevel en waren zij samen ergens druk mee bezig. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het hof dan ook tot een bewezenverklaring.
De vereiste nauwe en bewuste samenwerking voor medeplegen volgt naar oordeel van het hof uit het feit dat de verdachte en de medeverdachte samen hebben afgesproken om naar Beverwijk te gaan om daar bij een pand in te breken. Vervolgens heeft een verbalisant gezien dat de verdachte en medeverdachte dichtbij de gevel van de woning stonden en samen ergens druk mee bezig waren en bleek later dat de deur was beschadigd, er een grote kier was gemaakt en de cilinder uit het slot van de deur was verwijderd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2017 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het bedrijf [bedrijf] weg te nemen goederen van zijn verdachtes en zijn mededaders gading toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, met een schroevendraaier en gereedschap ter hoogte van het deurslot houtsplinters heeft weggebroken en aan de sluitzijde van de deur een grote kier heeft gemaakt en de cilinder uit het slot van de deur heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en verantwoordelijk probeert te nemen, hetgeen prijzenwaardig is. De verdachte probeert zijn leven op de rit te krijgen en heeft goed contact met de reclassering. Voorts is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden en is artikel 22b Sr van toepassing. De raadsman verzoekt het hof een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een forse werkstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een bedrijfspand. Daarbij zijn zij samen professioneel te werk gegaan, doordat zij met schroevendraaiers en ander gereedschap hebben geprobeerd een van de deuren van het pand open te breken en de cilinder uit de deur hebben verwijderd. Dat het niet tot een voltooide inbraak is gekomen, is enkel te danken aan oplettende omwonenden die alarm hebben geslagen. Daarbij heeft de verdachte zich volstrekt onverschillig betoond voor de eigendomsrechten van dit bedrijf. Het bewezen verklaarde is een ernstig en zeer hinderlijk feit, dat niet alleen overlast en schade voor de gedupeerden heeft veroorzaakt, maar ook voor gevoelens van onrust in de samenleving zorgt.
Omtrent de gestelde schending van de redelijke termijn overweegt het hof als volgt. Op 14 maart 2018 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Op 3 september 2020 wordt het arrest gewezen. Het hof stelt op grond hiervan vast dat er in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM ter grootte van bijna zes maanden. Hierdoor is inbreuk gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM. Gelet evenwel op het feit dat de zaak eigenlijk voor inhoudelijk behandeling was gepland op 27 maart 2020 – en de overschrijding maar een maand was geweest – maar dit in verband met de uitbraak van Covid-19 niet door kon, zal het hof volstaan met de enkele constatering van deze inbreuk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2020 is hij eerder een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. M. Jurgens en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mr. M. Jurgens is niet in staat dit arrest te ondertekenen.