Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:66 [Uitzonderingen op vergunningplicht]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 472 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken: 33918)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2014, Stb. 2014, 534 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Artikel 2:65 is niet van toepassing op het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of het beheren van een Nederlandse beleggingsinstelling door een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat, indien is voldaan aan artikel 2:73. In een door Onze Minister aan te wijzen staat wordt toezicht op beheerders van beleggingsinstellingen uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van staten. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.
2.
Een besluit tot aanwijzing van een staat als bedoeld in het eerste lid en de intrekking daarvan worden bekend gemaakt in de Staatscourant.
3.
Artikel 2:65 is niet van toepassing op buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een andere lidstaat indien aan artikel 2:70, eerste en, indien van toepassing, tweede lid, is voldaan.