NJB 2016/413
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens niet indienen door de verdachte van een schriftuur houdende grieven, art. 416 lid 2 Sv: in casu doen de stukken het ernstige vermoeden rijzen dat wel namens de verdachte een schriftuur houdende grieven is ingediend. Daarom moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur wel is ingediend. Het cassatiemiddel tegen de niet-ontvankelijkverklaring slaagt
HR 09-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:205
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 februari 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
15/01587
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:205, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2643, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑12‑2015
- Wetingang
(Sv art. 416)
Essentie
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens niet indienen door de verdachte van een schriftuur houdende grieven, art. 416 lid 2 Sv: in casu doen de stukken het ernstige vermoeden rijzen dat wel namens de verdachte een schriftuur houdende grieven is ingediend. Daarom moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur wel is ingediend. Het cassatiemiddel tegen de niet-ontvankelijkverklaring slaagt
Uitspraak
Inleiding:
Het Hof heeft de verdachte mede op de grond dat door hem geen schriftuur houdende grieven is ingediend, niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.