RvdW 2019/685
Opzetheling ‘registratietag’. In ’s hofs oordeel ligt besloten dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor voorhanden hebben van registratietag en daaraan gevolgtrekking heeft verbonden dat verdachte ook ‘ten tijde van’ voorhanden krijgen van registratietag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
HR 28-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:723
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 mei 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/05853
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:723, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:252, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑04‑2019
Essentie
Opzetheling ‘registratietag’. In ’s hofs oordeel ligt besloten dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor voorhanden hebben van registratietag en daaraan gevolgtrekking heeft verbonden dat verdachte ook ‘ten tijde van’ voorhanden krijgen van registratietag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
Partij(en)
28 mei 2019
Strafkamer
nr. S 17/05853
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 27 november 2017, nummer 22/005647-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996.