NJO 1978, 5
Verweerders in cassatie (partijen K.) vorderen bij inleidende dagvaarding van 30 november 1973 terug een woonhuis met aanhorigheden waarvan bij in kracht van gewijsde gegaan eindvonnis van 17 december 1957 in het belang der volkshuisvesting de onteigening ten name van de gemeente is uitgesproken in verband met en ter uitvoering van het Algemeen Uitbreidingsplan „Buitenveldert", zulks ten laste van hun rechtsvoorganger, wijlen H. K., die als eigenaar van voormeld perceel was aangewezen.
HR 05-04-1978, ECLI:NL:HR:1978:AT1544
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 april 1978
- Magistraten
Mrs. Telders, Reynders, Stol, Van Vucht, Jansen
- Zaaknummer
11 286
- Conclusie
Conclusie Adv.-Gen. Mr. Franx.
- LJN
AY3231
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Tegemoetkoming in schade (planschade)
Onteigeningsrecht / Onteigening
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1978:AT1544, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑04‑1978
ECLI:NL:HR:1953:AY3231, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑04‑1953
- Wetingang
Essentie
Bij het onteigeningsvonnis is aan de rechtsvoorganger van verweerders als schadeloosstelling voor de ontneming van zijn eigendom toegekend een vergoeding voor de werkelijke waarde van het onteigende perceel ten bedrage van f 32 500 alsmede een niet in het geschil betrokken vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten ten bedrage van f 1000. Partijen K. hebben deze vordering doen steunen op art. 61 (oud) juncto art. 96 (oud) Ow., stellende dat meer dan tien jaren zijn verstreken sedert het in kracht van gewijsde gaan van onteigening zonder dat de gemeente een aanvang heeft gemaakt met het werk waarvoor onteigend werd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.