Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 3.34 Tekens van beperkt manoeuvreerbare schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2009
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het Besluit van 26-10-1983, Stb. 682.
- Bronpublicatie:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Een varend schip dat wegens de uitvoering van werkzaamheden in het vaarwater beperkt is in zijn mogelijkheden om voor andere schepen uit te wijken overeenkomstig de vaarregels van dit reglement en dat deswege door zijn positie of zijn gedrag aanleiding kan geven tot een gevaarlijke situatie moet, behalve de tekens bedoeld in artikel 3.08, voeren:
- a.
's nachts: drie heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m, op een zodanige hoogte dat zij van alle zijden zichtbaar zijn, het bovenste en het onderste rood en het middelste wit;
- b.
overdag: een zwarte bol, een zwarte ruit en een zwarte bol in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m, op een zodanige hoogte dat zij van alle zijden zichtbaar zijn.
2.
Indien de doorvaart niet aan beide zijden van het schip vrij is, moet het schip behalve de in het eerste lid bedoelde tekens voeren:
- a.
's nachts:
- 1°
aan de zijde waar de doorvaart niet vrij is: twee rode heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m;
- 2°
aan de zijde waar de doorvaart vrij is: twee groene heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m;
- b.
overdag:
- 1°
aan de zijde waar de doorvaart niet vrij is: twee zwarte bollen in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m;
- 2°
aan de zijde waar de doorvaart vrij is: twee zwarte ruiten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m.
3.
Indien de doorvaart aan beide zijden van het schip vrij is, moet het schip behalve de in het eerste lid bedoelde tekens aan beide zijden voeren:
- a.
's nachts: twee groene heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m;
- b.
overdag: twee zwarte ruiten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m.
4.
De lichten, bollen en ruiten, bedoeld in het tweede en derde lid, mogen niet hoger zijn aangebracht dan het laagste van de lichten of bollen, bedoeld in het eerste lid, en zij moeten tenminste 2 m daarvan verwijderd zijn.
5.
In plaats van de in dit artikel bedoelde tekens mogen de tekens, bedoeld in artikel 3.25, worden gevoerd.