Einde inhoudsopgave
Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2008
- Bronpublicatie:
18-06-2008, Stb. 2008, 231 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2008, Stb. 2008, 231 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het aspect diagnostiek en behandeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van diagnostiek en behandeling, volgens de vigerende beroeps- en gezondheidszorgstandaarden, op methodische wijze de volgende interventies voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren, bij te stellen en af te ronden:
- a.
het in het kader van het oefentherapeutische onderzoek bij de patiënt afnemen van een anamnese;
- b.
het stellen van een oefentherapeutische diagnose, opstellen van een behandelplan of behandeladvies;
- c.
het zo nodig afstemmen met andere disciplines;
- d.
het registreren en evalueren van behandelgegevens;
- e.
het met andere zorgverleners waarborgen van effectieve en efficiënte oefentherapeutische zorg;
- f.
het zo nodig verwijzen naar een andere zorgverlener.
2.
Het aspect communicatie en samenwerking is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
effectief te communiceren met de patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met diens naaste betrekkingen;
- b.
in het kader van formele relaties, intern en extern te communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of instanties in de gezondheidszorg;
- c.
een functionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aan te gaan, te onderhouden en af te ronden;
- d.
met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in en buiten de organisatie professioneel samen te werken.
3.
Het aspect preventie en gezondheidsvoorlichting is zodanig ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
in het kader van preventie en gezondheidsvoorlichting voor diverse doelgroepen adviezen en oefenprogramma’s te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren met betrekking tot houdings- en bewegingsgedrag;
- b.
in het kader van preventie doelgerichte voorlichting te geven aan een persoon met gezondheidsbevordering als doel;
- c.
in het kader van therapietrouw en veranderingen ten aanzien van houdings- en bewegingsgedrag de patiënt tijdens de behandeling op methodische wijze voor te lichten en te begeleiden.
4.
Het aspect kwaliteitszorg en innovatie is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
de eigen zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren, daaraan conclusies te verbinden, en deze zo nodig planmatig te verbeteren;
- b.
aan de patiënt verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen;
- c.
een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening binnen de organisatie en in dat kader de zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren en daaraan conclusies te verbinden;
- d.
algemeen maatschappelijke en beroepsspecifieke innovaties te integreren in het eigen professionele handelen.
5.
Het aspect praktijk- en bedrijfsvoering is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
vanuit een zorgperspectief een bijdrage te leveren aan het zorgbeleid, de praktijkvoering en het beheer van de afdeling of organisatie;
- b.
al dan niet met anderen tot een effectieve, efficiënte en hygiënische praktijk- en bedrijfsvoering te komen;
- c.
effectief leergedrag bij stagiaires en nieuwe collega’s te stimuleren, zodat beginnende oefentherapeuten op professionele wijze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie;
- d.
middelen en materialen te beheren, zodat de dienstverlening aan de patiënt vanuit de organisatie effectief en efficiënt verloopt;
- e.
nieuw beleid te volgen en te initiëren zodat de dienstverlening in de toekomst gewaarborgd wordt.
6.
Het aspect beroepsontwikkeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
het beroep uit te oefenen overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen, de stand van de wetenschap en de geldende waarden en opvattingen die patiëntengroepen hebben ten aanzien van oefentherapeutische zorg;
- b.
ethische vraagstukken die zich voordoen bij de oefentherapeutische handelingen te onderkennen en hanteren;
- c.
te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de oefentherapeutische beroepsuitoefening;
- d.
te handelen vanuit een juist inzicht in de epidemiologie en de behoefte aan oefentherapeutische zorg van de bevolking als geheel en de daartoe te hanteren verzorgingsmogelijkheden, zowel collectief als individueel;
- e.
prioriteiten te stellen voor het verlenen van oefentherapeutische zorg in overeenstemming met de beschikbare middelen, de behandelingsnoodzaak en de eigen vraag naar zorg van de patiënt;
- f.
te handelen vanuit een juist inzicht in de structuur en financiering van de gezondheidszorg gericht op oefentherapeutische zorg;
- g.
op een wetenschappelijke en effectieve manier informatie te verwerven, te verwerken en toe te passen in het beroepsmatige handelen;
- h.
te reflecteren op het eigen beroepsmatige handelen en dit op basis hiervan verder te ontwikkelen;
- i.
de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen op basis van nieuwe situaties in de samenleving of het beroepsdomein;
- j.
anderen te begeleiden in hun beroepsontwikkeling;
- k.
bij te dragen aan de ontwikkeling van de professie.