Rb. 's-Gravenhage, 04-03-2011, nr. 09/993010-10
ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ4414
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
04-03-2011
- Zaaknummer
09/993010-10
- LJN
BQ4414
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ4414, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 04‑03‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte, eigenaar van een eenmanszaak, heeft zich gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude. De broer van verdachte stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als degene voor wiens rekening de eenmanszaak werd gedreven, maar had feitelijk niets met het bedrijf te maken. Verdachte, die als volledig gevolmachtigd bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven, was degene die het bedrijf feitelijk leidde. Uitgenodigd tot het doen van aangifte is telkens de broer van verdachte. Gelijk de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een verdachte als belastingplichtig kan worden aangemerkt, indien de conclusie gewettigd is dat hij dient te worden vereenzelvigd met de (oorspronkelijke) belastingplichtige. Gelet op de omstandigheden in deze zaak, te weten dat het gaat om een eenmanszaak, verdachte een volledige volmacht had en voorts bij uitsluiting degene was die daadwerkelijk handelde onder de naam [naam bedrijf], is de rechtbank van oordeel dat de aangifteplicht met betrekking tot die eenmanszaak feitelijk bij hem rustte. In het verlengde van de uitspraak van de Hoge Raad van 17 oktober 2006 (LJN AU8286) betekent dit dat verdachte kan worden aangemerkt als pleger van het opzettelijk niet doen van aangiften omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [naam bedrijf].
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/993010-10
Datum uitspraak: 4 maart 2011
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 februari 2011.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Dijkstra - Schellekens, advocaat te Alphen aan den Rijn, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. W.J.V. Spek heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1B primair eerste cumulatief/alternatief, 1B primair tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen hieronder is vermeld:
1.
A.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2003 tot en met 31 oktober 2005, te [plaats 1] en/of [woonplaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, heeft bewogen tot het teniet doen van een of meer inschuld(en) totaal euro 149.553,-- of daaromtrent (totaal bedrag ontdoken (omzet)belasting), in elk geval een of meer geldbedrag(en),
bestaande in verschuldigde (omzet)belasting (aangiftebelasting) over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, hierin bestaande dat verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- als de persoon voor wiens rekening de onderneming, de eenmanszaak [uitzendbureau] werd gedreven [naam broer] bij de Kamer van Koophandel voor Rotterdam heeft/hebben opgegeven en/of aangemeld (infunctietreding 27 februari 2003) en/of
- een formulier "Opgaaf gegevens startende onderneming" heeft ingevuld en/of ondertekend verzonden en/of ingediend bij de Belastingdienst ([plaats 1]), waarop/waarin (onder meer) is opgenomen en/of vermeld dat [naam broer] (geboortedatum [geboortedatum]1979) als ondernemer van de onderneming [uitzendbureau] optreedt (bijlage D/21) en/of
- (vervolgens) over de (aangifte)tijdvak(ken) 3e kwartaal 2003 en/of 4e kwartaal 2003 en/of 1e kwartaal 2004 en/of 2e kwartaal 2004 op naam van [naam broer] h/o [uitzendbureau] formulier(en) "Aangifte Omzetbelasting" heeft ingevuld en/of ondertekend en/of verzonden aan en/of ingediend bij de Belastingdienst, als werd in genoemde tijdvak(ken) de onderneming [uitzendbureau] (daadwerkelijk) gedreven door [naam broer], terwijl in werkelijkheid met betrekking tot die in die aangifte(n) omzetbelasting opgenomen (bedrag(en) aan) leveringen en/of diensten hij, verdachte, de ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 was en/of als zodanig kon worden aangemerkt
en/of
hij, verdachte, de belastingplichtige in de zin van artikel 12 van de Wet op de omzetbelasting 1968 was en/of als zodanig kon worden aangemerkt
en/of
nadat door de Belastingdienst ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer])
(een) aangifte(n)(biljet(ten)) omzetbelasting en/of (een) uitnodiging(en) tot het doen van elektronische aangifte omzetbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, was/waren uitgereikt op en/of gezonden aan het (post)adres Postbus [postbusadres] [plaats 1] en/of [adres] [plaats 1] die aangifte(n) niet heeft gedaan en/of niet heeft geretourneerd aan de Belastingdienst en/of
- in (aangifte)tijdvak(ken) gelegen in de periode 3e kwartaal 2004 tot en met september 2005 als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en/of de belastingplichtige in de zin van artikel 12 van de Wet op de omzetbelasting 1968
geen bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 heeft gedaan van door hem, verdachte, verschuldigde (omzet)belasting welke was gefactureerd op facturen ten name van [uitzendbureau]
en/of
door en/of namens hem, verdachte, in rekening was gebracht (telkens) terzake van een door, hem, verdachte, verrichte levering en/of dienst
en/of
geen verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte heeft gedaan voor en/of op naam van hem, verdachte,
en/of
(die) verschuldigde (omzet)belasting buiten het zicht van de Nederlandse Belastingdienst heeft gehouden,
waardoor (telkens) die Belastingdienst en/of de Staat der Nederlanden werd(en) bewogen tot bovenomschreven teniet doen van genoemde inschuld(en);
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2003 tot en met 31 oktober 2005, te [plaats 1] en/of [woonplaats] en/of elders in Nederland, ter uitvoering van zijn voornemen om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Belastingdienst, althans de Staat der Nederlanden, te bewegen tot het teniet doen van een of meer inschuld(en) totaal euro 149.553,-- of daaromtrent (totaal bedrag ontdoken (omzet)belasting), in elk geval een of meer geldbedrag(en),
bestaande in verschuldigde (omzet)belasting (aangiftebelasting) over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, met vorenomschreven oogmerk met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s), althans alleen, opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
- als de persoon voor wiens rekening de onderneming, de eenmanszaak [uitzendbureau] werd gedreven [naam broer] bij de Kamer van Koophandel voor Rotterdam heeft/hebben opgegeven en/of aangemeld (infunctietreding 27 februari 2003) en/of
- een formulier "Opgaaf gegevens startende onderneming" heeft ingevuld en/of ondertekend verzonden en/of heeft ingediend bij de Belastingdienst ([plaats 1]), waarop/waarin (onder meer) is opgenomen en/of vermeld dat [naam broer] (geboortedatum [geboortedatum]1979) als ondernemer van de onderneming [uitzendbureau] optreedt (bijlage D/21) en/of
-(vervolgens) over de (aangifte)tijdvak(ken) 3e kwartaal 2003 en/of 4e kwartaal 2003 en/of 1e kwartaal 2004 en/of 2e kwartaal 2004 op naam van [naam broer] h/o [uitzendbureau] formulier(en) "Aangifte Omzetbelasting" ingevuld en/of ondertekend en/of verzonden aan en/of ingediend bij de Belastingdienst, als werd in genoemde tijdvak(ken) de onderneming [uitzendbureau] (daadwerkelijk) gedreven door [naam broer], terwijl in werkelijkheid met betrekking tot die in die aangifte(n) omzetbelasting opgenomen (bedrag(en) aan) leveringen en/of diensten hij, verdachte, de ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 was en/of als zodanig kon worden aangemerkt
en/of
hij, verdachte, de belastingplichtige in de zin van artikel 12 van de Wet op de omzetbelasting 1968 was en/of als zodanig kon worden aangemerkt
en/of
nadat door de Belastingdienst ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer])
(een) aangifte(n)(biljet(ten)) omzetbelasting en/of (een) uitnodiging(en) tot het doen van elektronische aangifte omzetbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, was/waren uitgereikt op en/of gezonden aan het (post)adres Postbus [postbusadres] [plaats 1] en/of [adres] [plaats 1] die aangifte(n) niet heeft gedaan en/of niet heeft geretourneerd aan de Belastingdienst en/of
- in (aangifte)tijdvak(ken) gelegen in de periode 3e kwartaal 2004 tot en met september 2005 als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en/of de belastingplichtige in de zin van artikel 12 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geen bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 heeft gedaan van door hem, verdachte, verschuldigde (omzet)belasting welke was gefactureerd op facturen ten name van [uitzendbureau] en/of door en/of namens hem, verdachte, in rekening was gebracht (telkens) terzake een door, hem, verdachte, verrichte levering en/of dienst
en/of
geen verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte heeft gedaan voor en/of op naam van hem, verdachte,
en/of
(die) verschuldigde (omzet)belasting buiten het zicht van de Nederlandse Belastingdienst heeft gehouden,
zijnde de uitvoering van zijn, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) voornemen(s) niet voltooid alleen tengevolge van de van zijn, verdachtes, wil en/of de wil van zijn, verdachtes, mededader(s) onafhankelijke omstandigheid dat de Belastingdienst en/of de Staat der Nederlanden het bedrog heeft ontdekt;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht
artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
of
B.
hij op (een) of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2003 tot en met 25 mei 2004 te [plaats 1] en/of [plaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer]) betreffende het/de aangiftetijdvak(ken)
3e kwartaal 2003 (bijlage D-003) en/of 1e kwartaal 2004 (bijlage D-005),
in elk geval betreffende een of meer aangiftetijdvak(ken) gelegen in bovengenoemde periode, zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op/in dat/die aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een te laag "Bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend" en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten schrijven en/of opgeven en/of vermelden, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 Wetboek van Strafrecht
en
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2004 tot en met 31 oktober 2005 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam broer] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer]) over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, niet en/of niet binnen de door de Inspecteur der Belastingen (te [plaats 1]), althans de Belastingdienst, gestelde termijn heeft gedaan, immers nog niet op 18 november 2009, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
artikel 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2004 tot en met 31 oktober 2005 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer]) over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2004 en/of oktober 2004 en/of november 2004 en/of december 2004 en/of januari 2005 en/of februari 2005 en/of maart 2005 en/of april 2005 en/of mei 2005 en/of juni 2005 en/of juli 2005 en/of augustus 2005 en/of september 2005, niet en/of niet binnen de door de Inspecteur der Belastingen (te [plaats 1]), althans de Belastingdienst, gestelde termijn heeft/hebben doen doen en/of laten doen door [naam broer], immers nog niet op 18 november 2009, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 30 november 2009 te [plaats 1] en/of [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten (totaal) Euro 149.553,-- (totaal bedrag ontdoken (omzet)belasting), in elk geval een of meer geldbedrag(en), heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet, en/althans
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (totaal) Euro 149.553,-- (totaal bedrag ontdoken (omzet)belasting), in elk geval een of meer geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), en/althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
art 420quater Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot 1 april 2004 te [plaats 1] en/of [woonplaats] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, opzettelijk
een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de Inkomstenbelastingomzetbelasting premie volksverzekeringen ten name van hem, verdachte, [verdachte]
over het jaar 2003, niet en/of niet binnen de door de Inspecteur der Belastingen (te [plaats 1]), althans de Belastingdienst, gestelde termijn heeft gedaan, immers nog niet op 1 december 2010, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
4.
hij op of omstreeks 18 mei 2009 te [plaats 2] en/of [plaats 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk
een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte Inkomstenbelasting premie volksverzekeringen ten name van hem, verdachte, ([verdachte]) (sofinummer [nummer]) over het jaar 2006 (bijlage 1 Aanv. PV 2), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen of laten doen door [B] (Administratiekantoor [administratiekantoor]), in elk geval (een) ander(en), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) op/in het bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te [plaats 2] en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte / aangiftebiljet voor de Inkomstenbelasting premie volksverzekeringen (telkens) een te laag bedrag aan loon en/of geen winst uit onderneming en/of een te laag inkomen en/of een te laag belastbaar bedrag opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 april 2009, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 18 mei 2009, te [plaats 3] en/of [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een aangiftebiljet Inkomstenbelasting premie volksverzekeringen ten name van hem, verdachte, ([verdachte]) (sofinummer [nummer]) over het jaar 2006 (bijlage 1 Aanv. PV 2), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door [B] ([administratiekantoor]), in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op/in die/dat aangifte/aangiftebiljet voor de Inkomstenbelasting premie volksverzekeringen een te laag bedrag aan loon en/of geen winst uit onderneming en/of een te laag inkomen en/of een te laag belastbaar bedrag geschreven en/of opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten schrijven en/of opgeven en/of vermelden, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1A is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1B primair eerste cumulatief/alternatief, 1B primair tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze hieronder is vermeld:
1 B.
hij op tijdstippen in de periode van 4 november 2003 tot en met 25 mei 2004 te [plaats 1] en/of [plaats 2], meermalen, aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer]) betreffende de aangiftetijdvakken 3e kwartaal 2003 (bijlage D-003) en 1e kwartaal 2004 (bijlage D-005), zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen en daar telkens valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in die aangiften voor de omzetbelasting telkens een te laag "Bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend" en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting vermeld, zulks met het oogmerk om telkens dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
hij in de periode van 20 september 2004 tot en met 31 oktober 2005 te [plaats 1] en/of [plaats 2], meermalen, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau] (fiscaal nummer [nummer]) over de aangiftetijdvakken 3e kwartaal 2004 en oktober 2004 en november 2004 en december 2004 en januari 2005 en februari 2005 en maart 2005 en april 2005 en mei 2005 en juni 2005 en juli 2005 en augustus 2005 en september 2005, niet heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2004 tot en met 30 november 2009 in Nederland, meermalen, telkens van geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij in de periode van 1 maart 2004 tot 1 april 2004 in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de Inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte, [verdachte] over het jaar 2003, niet heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
4.
hij op 18 mei 2009 te [plaats 2] en/of [plaats 1], opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte Inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte, ([verdachte]) (sofinummer [nummer]) over het jaar 2006 (bijlage 1 Aanv. PV 2), onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte, in het naar de Inspecteur der belastingen te [plaats 2] gezonden aangiftebiljet voor de Inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen een te laag belastbaar bedrag vermeld, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van het onder 1B tenlastegelegde heeft de officier van justitie allereerst gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 2006 (LJN AU8286), waarin de Hoge Raad heeft overwogen dat de wettelijke aangifteplicht rust op de belastingplichtige aan wie het aangiftebiljet is uitgereikt of wie is uitgenodigd tot het doen van aangifte en niet ook op degene die de aangifte feitelijk heeft gedaan. Dit betekent dat degene die feitelijk de aangifte voor de belastingplichtige heeft ingevuld, in beginsel niet als pleger van het onjuist/onvolledig doen van de aangifte kan worden aangemerkt. De officier van justitie heeft echter betoogd dat uit de laatste zin van r.o. 3.3 van voornoemd arrest volgt dat de Hoge Raad kennelijk van oordeel is dat, indien een verdachte met de belastingplichtige, in casu een vennootschap, kan worden vereenzelvigd, de aangifteplicht op verdachte rust en er niet twee aangifteplichten naast elkaar bestaan. Hieruit volgt, volgens de officier van justitie, dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1B primair eerste cumulatief/alternatief en onder 1B primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uitgenodigd tot het doen van aangifte is telkens [naam broer], handelend onder [uitzendbureau]. Deze broer van verdachte stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als degene voor wiens rekening de eenmanszaak [uitzendbureau] werd gedreven. [naam broer] heeft verklaard dat hij feitelijk niets met het bedrijf te maken had. Verdachte, die als volledig gevolmachtigd bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven, heeft dit zowel bij de politie als ter terechtzitting bevestigd en heeft verklaard dat hij degene was die het bedrijf feitelijk leidde. Getuige [getuige 1] van [BV] B.V., het bedrijf dat enige tijd de loon- en salarisadministratie voor [uitzendbureau] heeft gedaan, heeft voorts verklaard dat hij alleen persoonlijk contact heeft gehad namens [uitzendbureau] met verdachte en dat hij de broer van verdachte niet kent.
Gelijk de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een verdachte als belastingplichtig kan worden aangemerkt, indien de conclusie gewettigd is dat hij dient te worden vereenzelvigd met de (oorspronkelijke) belastingplichtige. Gelet op de omstandigheden in deze zaak, te weten dat het gaat om een eenmanszaak, verdachte een volledige volmacht had en voorts bij uitsluiting degene was die daadwerkelijk handelde onder de naam [uitzendbureau], is de rechtbank van oordeel dat de aangifteplicht met betrekking tot die eenmanszaak feitelijk bij hem rustte. In het verlengde van de uitspraak van de Hoge Raad betekent dit dat verdachte kan worden aangemerkt als pleger van het opzettelijk niet doen van aangiften omzetbelasting ten name van [naam broer] h/o [uitzendbureau]. De rechtbank acht dan ook het onder 1B primair eerste cumulatief/alternatief en onder 1B primair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude. Immers heeft verdachte meerdere aangiften voor omzetbelasting en inkomstenbelasting niet gedaan en een aangifte voor inkomstenbelasting onjuist en onvolledig gedaan, terwijl die handelingen er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven. Daarnaast heeft verdachte twee aangiften voor omzetbelasting valselijk opgemaakt. De inkomsten die hij uit zijn bedrijf, een uitzendbureau, heeft genoten heeft hij op deze manier voor de Nederlandse fiscus verborgen gehouden. Met deze onrechtmatige verrijking heeft verdachte bijgedragen aan het, via de fiscus, onthouden van grote geldbedragen aan de algemene middelen van de Nederlandse Staat. Verdachte heeft bovendien de uit belastingontduiking/-fraude afkomstige geldbedragen witgewassen. Door witwassen worden criminele activiteiten in stand gehouden en bevorderd. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten heeft als onderdeel van een zwartgeldcircuit een ontwrichtende werking. Deze werking wordt versterkt indien dit geld via witwassen als vermeend legaal geld aangewend kan worden in investeringen in de reguliere economie.
De rechtbank neemt verdachte zijn handelwijze erg kwalijk. De omstandigheid dat verdachte zijn bedrijf op naam van zijn broer heeft laten zetten zodat hij zelf niet meer rechtstreeks zou worden benaderd door schuldeisers, draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van de stelling van verdachte dat hij nooit opzettelijk iemand heeft willen benadelen. Verdachte wist immers van de onjuistheid van zijn handelwijze en heeft er vervolgens bewust voor gekozen om er mee door te gaan.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht een strafoplegging als door de officier van justitie gevorderd passend. De officier van justitie heeft in zijn strafeis rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal verdachte een werkstraf opleggen van nader te noemen duur. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om de ernst van de onderhavige feiten te benadrukken, maar bovenal om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nog eens schuldig zal maken aan dit soort strafbare feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1A ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1B primair eerste cumulatief/alternatief, 1B primair tweede cumulatief/alternatief, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
1B primair eerste cumulatief/alternatief:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
1B primair tweede cumulatief/alternatief en 3:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
2:
witwassen, meermalen gepleegd;
4 primair:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een werkstraf voor de duur van 200 (TWEEHONDERD) uren;
bepaalt dat de werkstraf bij gebreke van uitvoering zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 (HONDERD) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.E.W. Gonzales, voorzitter,
mr. J.W. du Pon en mr. M.M. Meessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2011.
Mr. Du Pon is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.