Rb. Rotterdam, 06-07-2021, nr. C/10/618166 / KG ZA 21-354
ECLI:NL:RBROT:2021:8128
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-07-2021
- Zaaknummer
C/10/618166 / KG ZA 21-354
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2021:8128, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑07‑2021; (Kort geding)
- Vindplaatsen
NTHR 2021, afl. 5/6, p. 255
Uitspraak 06‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Kort geding, vordering tot afgifte urenspecificatie door arbitrage-instituut en arbiters afgewezen, aangezien de wens van eisers geen steun vindt in het arbitragereglement of de gemaakte afspraken. Voorts hebben eisers hun belang bij afgifte onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618166 / KG ZA 21-354
Vonnis in kort geding van 6 juli 2021
in de zaak van
1. [naam eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser 1],
2. [naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
3. [naam eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3],
4. [naam eiser 4],
wonende te [woonplaats eiser 4],
eisers,
advocaat mr. L.H. Haarsma te Paterswolde,
tegen
1. de stichting
STICHTING NEDERLANDS ARBITRAGE INSTITUUT,
gevestigd te Rotterdam,
2. [naam gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1],
3. [naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden.
advocaat mr. M. Ynzonides te Amsterdam,
4. [naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eisers] en NAI en [naam gedaagde 3] genoemd.
Eiser sub 1 wordt hierna [naam eiser 1] genoemd.
Gedaagden worden afzonderlijk NAI, [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 12 mei 2021, met producties en aanvullende producties;
- -
de producties van NAI;
- -
de mondelinge behandeling gehouden op 15 juni 2021.
- -
de pleitnota van NAI c.s.
1.2.
Ter zitting heeft [naam gedaagde 3] verklaard bereid zijn binnen veertien dagen aan het hem betreffende deel van de vordering van [eisers] te voldoen. Hierop heeft de voorzieningenrechter met instemming van partijen de zaak pro forma aangehouden tot 29 juni 2021 om [eisers] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de voortzetting van de procedure tegen [naam gedaagde 3].
1.3.
Bij brief van 30 juni 2021 heeft mr. Haarsma de vordering tegen [naam gedaagde 3] ingetrokken.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[eisers] zijn de rechtsopvolgers van hun (groot)moeder [naam 1] (hierna: [naam 1]), overleden in december 2020. Zij hebben, in die hoedanigheid, een geschil met hun broer/oom, [naam 3], met betrekking tot een door [naam 2] en [naam 3] (hierna: [naam 3]) gevoerde maatschap. In de tussen deze partijen gesloten maatschapsakte van 27 april 1985 is een arbitragebeding opgenomen.
Het geschil ziet kort gezegd op de vraag of sprake was inbreng van economische eigendom door [naam 3], dan wel of dit de inbreng van het gebruik en genot van onroerende zaken betrof.
2.2.
Ter zake van dit geschil is sinds april 2018 onder nummer [nummer] een arbitrale bodemprocedure aanhangig bij het NAI. Op dit geschil is het Arbitragereglement 2015 (hierna: het Arbitragereglement) van toepassing.
2.3.
In de arbitrage is de benoeming van drie arbiters overeengekomen, waarbij [naam gedaagde 2] is benoemd door [naam 3], [naam gedaagde 3] door [naam 1], waarna [naam gedaagde 1] is aangewezen als voorzitter.
2.4.
Bij de benoeming heeft (de administrateur van) het NAI bij brief van 5 april 2018 aan de arbiters verzocht om tegen het einde van de arbitrage opgave te doen van de aan de arbitrage bestede tijd, met urenspecificatie, waarna de administrateur het honorarium zal vaststellen. Een kopie van deze brief is verzonden aan partijen in de arbitrage.
2.5.
Ten behoeve van de arbitrage hebben [naam 1] en [eisers] in totaal een bedrag van € 141.500,- bij het NAI in depot gestort. [naam 3] heeft een vergelijkbaar bedrag in depot gestort. Het per arbiter overeengekomen uurtarief is € 250,00.
2.6.
Nadat het NAI aan [naam 1] had verzocht om een aanvullend depot van € 42.500,-, heeft [naam eiser 1] bij e-mail van 3 april 2020 namens [naam 1] verzocht om een specificatie van het op dat moment in depot gestorte bedrag van € 220.290,90.
2.7.
Bij brief van 17 april 2020 heeft de administrateur van het NAI aan de partijen en de arbiters meegedeeld dat urenspecificaties van het scheidsgerecht niet worden toegezonden, omdat deze ertoe strekken de administrateur in staat te stellen aan het einde van de procedure in redelijkheid het honorarium en de verschotten van het scheidsgerecht vast te stellen. Het NAI heeft hierbij verwezen naar artikel 54 lid 1 van het Arbitragereglement.
2.8.
Bij brief van 26 maart 2021 heeft het NAI, naar aanleiding van een nieuw verzoek om een volledige en gedetailleerde urenspecificatie, met verwijzing naar eerdere correspondentie aan [eisers] meegedeeld dat het gezamenlijk aantal uren van de arbiters tot en met september 2020 ongeveer 770 betreft, waarbij [naam gedaagde 1] 319 uur aan de zaak heeft besteed, [naam gedaagde 3] 247 uur en [naam gedaagde 2] 203 uur. Voorts vermeldt de brief dat er tot en met september 2020 twee samenvoegingsverzoeken en vier wrakingsverzoeken hebben plaatsgevonden en dat de met deze verzoeken gemoeide tijd 140 uur bedraagt.
2.9.
Bij brief van 2 april 2021 heeft de advocaat van [eisers] de individuele arbiters verzocht om hen een specificatie te verschaffen van de door hen gewerkte uren. In deze brief schrijft mr. Haarsma dat [eisers] de aan het NAI betaalde bedragen niet in verhouding vinden staan tot de door het NAI geleverde diensten en kwaliteit. De arbiters hebben dit verzoek onbeantwoord gelaten.
2.10.
Bij e-mails van 14 juni 2021 heeft [naam gedaagde 3] aan het NAI en aan [eisers] meegedeeld dat hij zich terugtrekt als arbiter in de betreffende zaak.
2.11.
In de arbitrage is nog geen arbitraal eindvonnis gewezen.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen, samengevat:
I. NAI te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis specificaties af te geven aan [eisers] door deze te verstrekken aan hun advocaat mr. L.H. Haarsma, in dier voege dat per arbiter specificaties worden verstrekt van diens werkzaamheden in het dossier [nummer] en de daarmee gemoeid gaande wrakingen van de arbiters en van het wrakingscomité, over de periode vanaf 1 januari 2018 tot en met 7 mei 2021, zulks op straffe van een dwangsom;
II. De arbiters [naam gedaagde 2], [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 1] te veroordelen tot afgifte van specificaties van de door hen gewerkte uren en tijdens die uren verrichte werkzaamheden in het dossier [nummer] en de daarmee gemoeid gaande wrakingen van de arbiters en van het Wrakingscomité, over de periode vanaf 1 januari 2018 tot en met 7 mei 2021, in dier voege dat de specificaties worden verstrekt aan de advocaat mr. L.H. Haarsma, en wel binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
een en ander met veroordeling van het NAI en de Arbiters in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [eisers] het volgende ten grondslag.
De arbitrage duurt al lang, terwijl de zaak op zichzelf eenvoudig is. In de arbitrage is een exorbitant aantal uren gewerkt, ook indien rekening gehouden wordt met de wrakingsverzoeken die het resultaat waren van de wijze waarop [naam 1] en [eisers] door het NAI en de arbiters zijn behandeld. Het aantal uren en de daarmee gepaard gaande kosten worden door [eisers] betwist en daarom hebben zij – op grond van hetzij de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht en artikel 7:403 lid 2 BW, dan wel artikel 843a Rv – recht op en belang bij afgifte van de specificaties van de door de arbiters gewerkte uren. Aangezien de adninistrateur van het NAI de kosten op korte termijn zal begroten, hebben Hilbrants bij hun vordering een spoedeisend belang.
3.3.
NAI c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het NAI en/of de arbiters aan [eisers] specificaties moeten verschaffen van de door hen gewerkte uren. Aan gezien [naam gedaagde 3] op vrijwillige basis een specificatie heeft verschaft, behoeft in de procedure tegen hem enkel te worden beslist over de proceskosten.
4.2.
Bij de beoordeling van de vordering tegen NAI c.s. stelt de voorzieningenrechter voorop dat de rechtsverhouding tussen Hilbrants en het NAI en die tussen Hilbrants en de arbiters in de eerste plaats worden beheerst door het Arbitragereglement. Dit volgt uit de tussen de betrokken partijen gesloten arbitrageovereenkomst die ertoe strekt dat de arbiters overeenkomstig dat reglement beslissen in het geschil tussen [eisers] en [naam 3]. Het Arbitragereglement voorziet niet in verstrekking aan partijen van specificaties van de gemaakte kosten. In artikel 54 van het Arbitragereglement is enkel bepaald dat de administrateur van het NAI het honorarium en de verschotten na overleg met de arbiters in redelijkheid vaststelt en dat de administrateur daarbij rekening houdt met de tijd die de arbiters aan het geding hebben besteed. Hierbij is niet voorzien dat of op welke wijze de arbiters kun kosten specificeren. Hierbij is ook geen rol toebedacht aan de partijen in de arbitrage, waarvoor geen informatierechten en evenmin een bezwaarmogelijkheid is geregeld. Op grond van het Arbitragereglement bestaat dus geen verplichting tot afgifte van de specificaties aan [eisers] Artikel 7:403 lid 2 BW, dat overigens van aanvullend recht is, maakt dit niet anders. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2020:BK2007, neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat op de arbiters bij de voldoening aan hun opdracht op grond van deze bepaling geen andere informatie- en verantwoordingsplichten rusten dan om partijen te informeren over de procedure die de arbiters zich voorstellen te volgen, en om tijdens de behandeling van het geschil genomen beslissingen – al naar gelang de aard daarvan – te motiveren, evenals de uitspraak zelf. [eisers] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat naast het Arbitragereglement nadere afspraken zijn gemaakt op grond waarvan de specificaties van de arbiters wel aan de partijen in de arbitrage dienen te worden verstrekt.
4.3.
Bij de verdere beoordeling overweegt de voorzieningenrechter dat het NAI en de arbiters gelet op artikel 21 en artikel 60 van het Arbitragereglement een grote mate van vrijheid hebben om in gevallen waarin het reglement niet voorziet om in de geest van het reglement te handelen. Voor ingrijpen van de voorzieningenrechter is slechts dan plaats indien geoordeeld moet worden dat het NAI en/of de arbiters in redelijkheid niet tot de genomen beslissing hebben kunnen komen.
4.4.
Het NAI, [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat de arbiters bij het opstellen van hun urenspecificaties er geen rekening mee hebben hoeven houden dat deze specificaties aan partijen worden verstrekt. Zij hebben bovendien gesteld dat de urenspecificaties raken aan het geheim van de raadkamer, aangezien daarmee kan worden achterhaald welke werkzaamheden de arbiters precies hebben verricht.
4.5.
Mede gelet op het Arbitragereglement acht de voorzieningenrechter dit standpunt niet onredelijk. De wens van [eisers] om toch inzage te krijgen in de urenspecificaties is gebaseerd op hun stelling dat de procedure exorbitant lang duurt, dat de arbiters exorbitant veel uren hebben opgegeven en dat zij inzicht wensen waaraan het in depot gestorte bedrag is besteed. Daarnaast hebben [eisers] gesteld dat zij aan de hand van de specificaties willen nagaan of zich onrechtmatigheden hebben voorgedaan, zoals contacten tussen de arbiters en (de advocaat van) [naam 3].
4.6.
De wens van [eisers] vindt geen steun in de gevolgde procedure. De urenspecificaties zijn immers bestemd om het honorarium van de arbiters vast te stellen en bij de vaststelling daarvan is geen rol toebedacht aan partijen. Naar voorlopig oordeel kunnen de urenspecificaties pas relevant worden nádat het honorarium is vastgesteld en indien en voor zover [eisers] zich daarmee niet kunnen verenigen. Desgevraagd heeft mr. Haarsma ter zitting verklaard dat [eisers] willen nagaan of het aantal uren hen redelijk voorkomt, om zo nodig het NAI en/of de arbiters aan te spreken uit onrechtmatige daad. Het belang bij afgifte van de urenspecificatie bestaat op dit moment dus niet. Op voorhand valt niet in te zien dat de administrateur tot een andere begroting zal komen indien partijen in de arbitrage de urenspecificaties (vooraf) mogen inzien. Daar komt bij dat [eisers] – kennelijk bij wege van uitzondering – al een (gedeeltelijke) urenopgave, met uitsplitsing per arbiter, hebben ontvangen en dat zij aan de hand van het uurtarief kunnen inschatten welk bedrag tot op heden is gespendeerd. Indien zij het aantal uren exorbitant vinden, valt niet in te zien wat een specificatie daaraan toevoegt. Verder geldt dat [eisers] niet aannemelijk hebben gemaakt dat het aantal gewerkte uren in de zaak exorbitant is. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat mr. Haarsma ter zitting heeft verklaard dat zij (samen met haar voorganger) voor deze zaak zelf al 835 uur en € 225.000,- (inclusief BTW) hebben gedeclareerd. In vergelijking daarmee komen de 770 door de drie arbiters samen gewerkte uren beslissingen niet zonder meer exorbitant voor. Bij dat voorlopige oordeel wordt in aanmerking genomen dat, blijkbaar, al ten minste 8 scheidsrechterlijke beslissingen zijn gewezen, 6 wrakingen hebben plaatsgevonden en ten minste een hele dag getuigenverhoren. Daarnaast hebben er ook meerdere zittingen en eiswijzigingen plaatsgevonden.
4.7.
Voor zover [eisers] hebben gesteld dat zij de urenspecificaties wensen om na te gaan of zich onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden, merkt de voorzieningenrechter op dat de urenspecificaties daarvoor niet zijn bedoeld. De urenspecificaties dienen voor de vaststelling van het honorarium.
4.8.
Een afweging op grond van artikel 843a Rv maakt het voorgaande niet anders. Nog afgezien van de vraag of het NAI en/of de arbiters zich kunnen beroepen op zwaarwegende belangen die zich tegen afgifte verzetten, geldt dat [eisers] hun rechtmatig belang bij de afgifte van de urenspecificaties op dit moment onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt.
4.9.
De slotsom is dat de verminderde vordering moet worden afgewezen.
4.10.
Zoals ter zitting is besproken geeft de voorzieningenrechter partijen in overweging om tot een urenspecificatie te komen, waarbij wel opgave wordt gedaan van de aard van de werkzaamheden (bijvoorbeeld naslag, correspondentie, overleg, zitting), maar waarbij geen uitgebreide toelichting wordt gegeven per onderwerp.
4.11.
[eisers] hebben de zaak tegen [naam gedaagde 3] ingetrokken, nadat hij een urenspecificatie had verschaft. In de procedure tegen van [naam gedaagde 3] worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4.12.
[eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de overige proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van NAI c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris € 1.016,00
Totaal € 1.683,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten in de procedure tegen [naam gedaagde 3], in die zin dat in die procedure ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.3.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van NAI c.s. tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.
3077/2009