Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa
Article 22
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1982
- Bronpublicatie:
19-09-1979, Trb. 1980, 60 (uitgifte: 06-05-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-1982
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-1982, Trb. 1982, 28 (uitgifte: 11-03-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
Iedere Staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, een of meer voorbehouden maken ten aanzien van bepaalde soorten, genoemd in de bijlagen I tot en met III en/of voor bepaalde van deze in het voorbehoud of in de voorbehouden aangeduide soorten, ten aanzien van bepaalde middelen of methoden bij de jacht en andere vormen van exploitatie, genoemd in bijlage IV. Voorbehouden van algemene aard zijn niet toegestaan.
2.
Iedere Verdragsluitende Partij die de toepassing van dit Verdrag uitbreidt tot een gebied, aangewezen in de in het tweede lid van artikel 21 bedoelde verklaring, kan, wat dat gebied betreft, een of meer voorbehouden maken overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid.
3.
Geen enkel ander voorbehoud is toegestaan.
4.
Iedere Verdragsluitende Partij die een voorbehoud heeft gemaakt krachtens het eerste en tweede lid van dit artikel, kan dit voorbehoud geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.