HR, 27-11-2009, nr. 09/01158
ECLI:NL:HR:2009:BJ9941
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27-11-2009
- Zaaknummer
09/01158
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BJ9941
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ9941, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑11‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ9941
ECLI:NL:PHR:2009:BJ9941, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑09‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ9941
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑11‑2009
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei (81 RO).
27 november 2009
Eerste Kamer
09/01158
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Verzoekster tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 14 februari 2006 is ten aanzien van [verzoekster] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. [Verzoekster] heeft verzocht om toekenning van een schone lei.
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 januari 2009 de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij aan [verzoekster] een schone lei is verleend.
Tegen dit vonnis heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 12 maart 2009 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 november 2009.
Conclusie 18‑09‑2009
Mr. Wuisman
Partij(en)
VERKORTE CONCLUSIE inzake:
[Verzoekster],
verzoekster tot cassatie,
advocaat: Mr. J. Groen.
1. Inleiding
1.1
Verzoekster in cassatie, door de rechtbank Zutphen bij vonnis d.d. 14 februari 2006 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten, is — tijdig — in cassatie gekomen van het arrest d.d. 12 maart 2009 van het gerechtshof Arnhem, waarin bekrachtigd wordt het vonnis d.d. 30 januari 2009 van de rechtbank Zutphen, houdende de beslissing de schuldsaneringsregeling voor verzoekster in cassatie te beëindigen zonder haar ‘een schone lei te verlenen’. Dit laatste acht het hof gerechtvaardigd, want: ‘Nu [verzoekster] niet ontheven is van de sollicitatieplicht en zij niet naar behoren sollicitatieactiviteiten heeft ondernomen, moet de conclusie zijn dat [verzoekster] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting. Er is geen sprake van dat deze tekortkoming wegens bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing dient te blijven.’ Deze in rov. 3.4 voorkomende overweging vindt nadere onderbouwing in rov. 3.3.
1.2
Hetgeen in het verzoekschrift in cassatie wordt aangevoerd laat zich tot twee klachten herleiden.
2. Klacht I
2.1
De eerste klacht komt hierop neer dat de beslissing dat verzoekster tot cassatie voor arbeidsgeschikt en daarmee ook voor tot solliciteren in staat moet worden gehouden niet (voldoende) onderbouwd is. Het met het oog op de mondelinge behandeling bij het hof overgelegde medisch dossier maakt volstrekt aannemelijk dat verzoekster tot cassatie vanaf 17 augustus 2007 arbeidsongeschikt is geweest. In ieder geval had het hof in dat dossier, mede gelet op de Recofa-richtlijnen, aanleiding moeten vinden om een deskundige te benoemen ten einde vast te stellen of verzoekster tot cassatie al dan niet arbeidsgeschikt is.
2.2
De vaststelling wat uit het medisch dossier omtrent de arbeids(on)geschiktheid en het (on)vermogen van verzoekster tot solliciteren blijkt alsmede de beoordeling of het raadplegen van deskundigen gewenst is, zijn feitelijke oordelen, die in cassatie hooguit op begrijpelijkheid kunnen worden getoetst. Bovendien zijn aan deze oordelen in de regel geen hoge motiveringseisen te stellen. In de klacht wordt ter onderbouwing van de stelling dat het hof niet heeft kunnen beslissen als het heeft gedaan, volstaan met een verwijzing naar het overgelegde medische dossier en met een algemene verwijzing naar de Recofa-richtlijnen. Die onderbouwing voldoet voor het aantonen van de onbegrijpelijkheid van de aangevochten beslissingen niet. Daarbij is in aanmerking te nemen dat, naar het hof in rov. 3.3. — in cassatie onbestreden — opmerkt, verzoekster in cassatie in 2007 enige tijd heeft gewerkt en haar in 2008 door de bewindvoerder tevergeefs meermalen is verzocht om, voor zover zij zich niet in staat achtte om arbeid te verrichten, zulks met een medische verklaring te staven.
3. Klacht II
3.1
Klacht II bestrijdt de overweging van het Hof in rov. 3.3.: ‘[verzoekster] heeft bovendien geen gebruik gemaakt van de haar meermalen voorgehouden mogelijkheid om ontheffing van de sollicitatieplicht aan de rechter-commissaris te vragen. De gevolgen van deze passieve houding zal [verzoekster] zelf moeten dragen.’ Hiertegen wordt aangevoerd dat verzoekster van die mogelijkheid niet op de hoogte was — de bewindvoerder heeft haar niet op die mogelijkheid gewezen —, zodat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt.
3.2
Uit de processtukken valt niet af te leiden wanneer en door wie de mogelijkheid van ontheffing aan voerzoekster is voorgehouden. Maar wat daarvan ook zij, de klacht kan verzoekster tot cassatie niet baten, omdat 's hofs bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank — naar 's hofs bedoeling — reeds geheel wordt gedragen door de tevergeefs bestreden verplichting dat verzoekster tot cassatie niet aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting van solliciteren heeft voldaan. Dit valt af te leiden uit het gebruik van het woord ‘reeds’ in de derde regel van rov. 3.3.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden