Hof 's-Gravenhage, 29-11-2010, nr. 22-000196-10
ECLI:NL:GHSGR:2010:BR1926
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-11-2010
- Zaaknummer
22-000196-10
- LJN
BR1926
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BR1926, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑11‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 29‑11‑2010
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een buurtsupermarkt en een restaurant op de wijze zoals bewezen is verklaard. In het laatste geval is bovendien grof geweld tegen het slachtoffer gebruikt. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van een auto. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000196-10
Parketnummer: 10-660067-09
Datum uitspraak: 29 november 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Huis van Bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 7 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is blijkens de akte rechtsmiddel d.d. 20 januari 2010 ingetrokken.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is -voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen- ten laste gelegd dat:
- 2.
(zaak [A])
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2009 tot en met 16 maart 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Touareg), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
- 3.
(zaak [B])
hij op of omstreeks 24 december 2008 te Rotterdam, in/uit een winkel, gelegen aan de openbare weg, [straat A], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of een kassalade en/of koopzegels en/of emballagebonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 4] en/of [aangever 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een kassalade en/of koopzegels, en/of emballagebonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [aangever 4], althans voorhouden en/of tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [aangever 4] en/of
- -
die [aangever 4] (daarbij) toevoegen de woorden "Kassalade" en/of "Poen, la open" en/of "La open, opschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 4.
(zaak [C])
hij op of omstreeks 16 februari 2009 te Capelle aan den IJssel met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 6] en/of één of meer anderen heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 6] en/of één of meer anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op, althans voorhouden en/of tonen aan die [aangever 6] en/of die ander(en) en/of (daarbij) die [aangever 6] en/of die ander(en) toevoegen de woorden "voor je blijven kijken, open maken, open maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 5.
(zaak [D])
hij op of omstreeks 05 november 2007 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (restaurant) aan de [straat B] weg te nemen (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een gat in het dak van dat pand heeft gemaakt en/of (via de aldus ontstane opening) dat pand is ingeklommen, althans binnengegaan en/of een in dat pand staande kluis heeft getracht open te branden, althans te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 6.
(zaak [E])
hij op of omstreeks 05 mei 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kluis in (een kantoorruimte van) een restaurant aan de [straat B] heeft weggenomen geld (50000 euro of daaromtrent, in elk geval een (aanzienlijk) bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 9] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (50.000 euro of daaromtrent, in elk geval een (aanzienlijk) bedrag aan geld), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op, althans dreigend voorhouden en/of tonen aan die [aangever 9] en/of
- -
die [aangever 9] pepperspray, althans een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, in het gezicht spuiten en/of
- -
(daarbij) die [aangever 9] toevoegen de woorden "maak de kluis open" en/of "je gaat dood als je niet helpt" en/of "als je gaat bellen maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- -
tegen die [aangever 9] zeggen dat deze op zijn buik moest gaan liggen en/of
- -
de handen van die [aangever 9] (op diens rug) vasttapen;
8.
hij op of omstreeks 20 maart 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen (voorzien van het opschrift/aanduiding Security plus) voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweren
Opvragen paspoortfoto
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte, overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, betoogd dat het opvragen van de pasfoto van de verdachte bij de gemeente Rotterdam onrechtmatig was en dat hetgeen daarmee en ten vervolge daarvan aan bewijs is vergaard dient te worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe is -kort en zakelijk weergegeven- achtereenvolgens aangevoerd dat de pasfoto niet conform het bepaalde in de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: Wet BOB) is opgevraagd en dat de verdachte ten tijde van het opvragen van de pasfoto niet kon worden aangemerkt als verdachte van een misdrijf.
Het hof is van oordeel dat in het midden kan blijven of de betreffende paspoortfoto moet worden aangemerkt als gegeven in de zin van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering. Het hof stelt vast dat de verdachte de betreffende pasfoto heeft afgegeven ter verkrijging van een reisdocument en dat deze pasfoto blijkens het bepaalde in artikel 72 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (hierna: Pur)(mede) was bestemd om te worden opgenomen in de daar bedoelde reisdocumentenadministratie, die wordt aangehouden om daaruit overeenkomstig het bepaalde in artikel 73 Pur gegevens te verstrekken. Verdachte moet derhalve worden geacht bij de aanvraag van zijn reisdocument impliciet erin te hebben toegestemd dat in voorkomend geval, voor zover diens pasfoto noodzakelijk is voor de opsporing van strafbare feiten, die pasfoto door een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering in het kader van het onderzoek waarbij deze is betrokken wordt opgevraagd. Die impliciete instemming brengt mee dat de verdachte in zoverre geen aanspraak heeft op de bescherming van de Wet BOB.
Volgens artikel 73, aanhef en onder c Pur wordt het bedoelde gegeven uit de reisdocumentenadministratie aan een opsporingsambtenaar verstrekt voor zover noodzakelijk voor de opsporing van strafbare feiten in het kader van het onderzoek waarbij de opsporingsambtenaar is betrokken. Niet vereist is dat ten aanzien van de persoon van wie de als gegeven te verstrekken pasfoto de beeltenis weergeeft, (reeds) een redelijk vermoeden van schuld aan het desbetreffende strafbare feit is gerezen.
Het verweer wordt dan ook in beide onderdelen verworpen.
Verdenking tegen de verdachte
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat -kort en zakelijk weergegeven- de verdachte op het moment dat opsporingsmiddelen (te weten observatie, telefoontaps, opvragen historische gegevens, doorzoeking, aanhouding etc.) jegens hem werden ingezet in redelijkheid niet kon worden aangemerkt als verdachte van een misdrijf waardoor bewijsuitsluiting dient te volgen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat op 13 maart 2009 voor het eerst de uitoefening van een bevoegdheid tot onderzoek naar strafbare feiten is gebaseerd op een redelijk vermoeden van schuld aan een of meer van die feiten van verdachte [verdachte]. Het betreft hier een door de officier van justitie verleend bevel tot observatie van de verdachte.
Van het gerezen zijn van zodanige verdenking blijkt uit het proces-verbaal nr. [nummer A] gedateerd 12 maart 2009, dat aan dit bevel ten grondslag is gelegd.
Aan de hand van dit proces-verbaal en de hierna te noemen feiten en omstandigheden beantwoordt het hof de vraag of op 13 maart 2009 ten aanzien van verdachte [verdachte] terecht een redelijk vermoeden van schuld aan een of meer misdrijven als bedoeld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht is aangenomen bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens dit proces-verbaal heeft de politie overeenkomsten vastgesteld tussen een tiental overvallen van veelal detailhandelwinkelbedrijven in de periode van 28 november 2008 tot en met 2 maart 2009 in Rotterdam en Capelle aan den IJssel. In alle gevallen was een blanke man als dader bij de overval betrokken. Uit een analyse door een zogenaamde geografische profiler bleek dat de dader van deze overvallen mede gelet op de plaatselijke bekendheid mogelijk zou kunnen wonen in de wijk [wijk A], Rotterdam. Bij twee van het tiental in onderzoek genomen overvallen maakte de dader bij zijn vlucht gebruik van een damesfiets, voorzien van twee respectievelijk een (voor)kinderzitje(s).
Daarnaast was op 2 maart 2009 door de bij het onderzoek niet betrokken opsporingambtenaar/hondengeleider [verbalisant 1], die in het kader van diens taakuitoefening de woning van verdachte had bezocht, de mogelijkheid geopperd dat [verdachte] als dader bij een of meer van de overvallen betrokken zou zijn.
Blijkens het proces-verbaal [nummer B] (P. 000008) d.d. 21 maart 2009 heeft de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] na verkrijging van de paspoortfoto van verdachte [verdachte], bij vergelijking van die pasfoto met de digitale compositietekening van een van de daders van de overval op het Kruidvatfiliaal aan [straat C] op 8 december 2008 overeenkomsten gezien in de vorm van het gelaat, de haarlijn en de oogopslag en als zijn mening te kennen gegeven dat het hier kenmerkende overeenkomsten betreft. Op grond van de eigen waarneming ter terechtzitting van het uiterlijk van de verdachte en de pasfoto (op de kopie aanvraag reisbescheiden) acht het hof deze mening geenszins onbegrijpelijk.
Vervolgens is op 6 maart 2009 een camera geplaatst, die bewegende beelden opnam van de portiekdeur van de woningen [straat D] 64 tot en met 76 te Rotterdam en is bij het uitkijken van de beelden van deze camera op 10 maart 2009 gebleken dat op 7 maart 2009 omstreeks 14.31 uur een manspersoon met een damesfiets met twee kinderzitjes uit het portiek kwam. De politie achtte deze manspersoon sterk gelijkend op de pasfoto van [verdachte].
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat op 13 maart 2009 uit feiten en omstandigheden in voldoende mate kon worden geconcludeerd tot het vermoeden dat [verdachte] als dader bij de bedoelde overvallen zou kunnen zijn betrokken.
Dit brengt mee dat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Observatie met behulp van een videocamera
De raadsman heeft tevens betoogd -kort en zakelijk weergegeven- dat het bewijs dat sinds 6 maart 2009 is vergaard dient te worden uitgesloten nu de verdachte in week 10 door middel van een videocamera (gericht op het portiek waaraan de woning van verdachte is gelegen) stelselmatig is geobserveerd terwijl daartoe geen bevel op grond van artikel 126g Wetboek van Strafvordering was gegeven.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het proces-verbaal Inzetten technisch hulpmiddel van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 13 maart 2009 en het algemeen proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 2 september 2009 blijkt dat op 6 maart 2009 -na overleg met de officier van justitie- een camera is geplaatst op de portiekdeur behorende bij de woning van de verdachte. Uit het proces-verbaal Aanvraag bevel stelselmatige observatie van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 12 maart 2009 en het op grond daarvan verkregen bevel d.d. 13 maart 2009 blijkt dat de videocamera gedurende een periode van 7 dagen in werking is geweest zonder dat daaraan een bevel stelselmatige observatie ten grondslag heeft gelegen.
Of sprake is van stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering hangt -blijkens de jurisprudentie en de memorie van toelichting- af van de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie, het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel en het doel van de observatie, waarbij de combinatie van deze elementen bepalend is.
Bij de beantwoording van de vraag of in de onderhavige situatie sprake is van stelselmatige observatie overweegt het hof dat weliswaar -al dan niet onafgebroken- gebruik is gemaakt van een technisch hulpmiddel, doch dat de observatie (die plaatsvond voorafgaand aan het op 13 maart 2009 verleende bevel stelselmatige observatie) slechts van betrekkelijk korte duur is geweest en dat uitsluitend de portiekdeur en het daarvoor gelegen gedeelte van de openbare weg zijn geregistreerd, derhalve alleen datgene wat een ieder die zich aldaar bevond kon waarnemen. Alles overwegende en mede gelet op de ernst van de verdenking die was gerezen is het hof van oordeel dat de observatie niet zodanig indringend van aard is dat sprake is van stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Vrijspraak
Hoewel het dossier ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde voor de verdachte belastend materiaal bevat, kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die deze feiten heeft begaan.
Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde overval overweegt het hof als volgt. Uit de stukken blijkt dat in de woning van de verdachte een riem en sportschoenen
zijn aangetroffen die overeenkomsten vertonen met de door de overvaller gedragen riem en sportschoenen. Voorts is in de woning van de verdachte een autosleutel aangetroffen die blijkt te passen op de in Rotterdam aangetroffen vluchtauto. Hoewel de aangetroffen riem, sportschoenen en autosleutel in onderling verband en samenhang bezien sterke aanwijzingen vormen voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval, is het hof van oordeel dat deze aanwijzingen onvoldoende specifiek zijn om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat de verdachte degene is die de overval heeft gepleegd.
Ten aanzien van de onder 5 tenlastegelegde poging tot diefstal overweegt het hof dat op de plaats delict een peuk is aangetroffen met daarop een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte, doch dat dit feit naar het oordeel van het hof niet kan worden bewezen nu onvoldoende eenduidig is komen vast te staan hoe die peuk op de plaats delict terecht is gekomen en er geen andere bewijsmiddelen zijn waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit blijkt.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 en 5 is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 6 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 2.
(zaak [A])
hij in de periode van 14 maart 2009 tot en met 16 maart 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Touareg) toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
- 3.
(zaak [B])
hij op 24 december 2008 te Rotterdam, in een winkel, gelegen aan de openbare weg, [straat A], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en een kassalade en koopzegels en emballagebonnen toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], welke diefstal werd voorafgegaan door en / of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
welke bedreiging met geweld bestond uit
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [aangever 4] en
- -
die [aangever 4] daarbij toevoegen de woorden "Poen, la open" en "La open, opschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
(zaak [E])
hij op 05 mei 2008 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis in een kantoorruimte van een restaurant aan de [straat B] heeft weggenomen geld (50.000 euro of daaromtrent, in elk geval een aanzienlijk bedrag aan geld)toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte welke diefstal werd voorafgegaan door en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- -
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [aangever 9] en
- -
die [aangever 9] pepperspray in het gezicht spuiten en
- -
(daarbij) die [aangever 9] toevoegen de woorden "maak de kluis open" en "je gaat dood als je niet helpt" en "als je gaat bellen maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- -
tegen die [aangever 9] zeggen dat deze op zijn buik moest gaan liggen en
- -
de handen van die [aangever 9] op diens rug vasttapen;
8.
hij op 20 maart 2009 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen (voorzien van het opschrift/aanduiding Security plus) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend het onder 3 tenlastegelegde en thans bewezenverklaarde feit te hebben gepleegd. De verdachte heeft aangevoerd dat de in zijn woning aangetroffen TNT jas alsmede de rollen zegels en emballagebonnen van [supermarkt A] in zijn woning terecht zijn gekomen via zijn vriendin, vermoedelijk door toedoen van de criminelen met wie zij omgaat.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 27 maart 2009 blijkt dat de verdachte aanvankelijk heeft verklaard dat hij de in zijn woning aangetroffen TNT jas heeft gestolen om iemand te pakken te kunnen nemen en dat de in zijn woning aangetroffen zegels misschien wel in de tas van TNT zaten. Blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 12 mei 2009 heeft de verdachte vervolgens verklaard dat zijn vriendin heeft gelogen over de herkomst van de in hun woning aangetroffen zegels, dat zij die zegels heeft gevonden en dat zij de TNT jas heeft gestolen of gevonden. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 december 2009 heeft de verdachte verklaard dat de zegels in de TNT jas zaten die zijn vriendin in de buurt van de school van de kinderen had gevonden.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat getuigen de overvaller omschrijven als een blanke man van 1.80 meter tot 1.90 meter lang en 20 tot 40 jaar oud. Uit de eigen waarneming van het hof ter terechtzitting blijkt dat de verdachte een blanke man is, qua lengte overeenkomt met de dader en een jeugdig uiterlijk heeft.
Gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte en het feit dat hij voldoet aan het signalement van de dader, acht het hof de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring omtrent de herkomst van de TNT jas en de rollen zegels en emballagebonnen van [supermarkt A] niet aannemelijk.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 5 mei 2008 in het kantoor waar de overval heeft plaatsgevonden is geweest en aldaar een fles wijn heeft leeggedronken, doch ontkend het onder 6 tenlastegelegde en thans bewezenverklaarde feit te hebben gepleegd.
Het hof acht de verklaring van de verdachte niet aannemelijk en overweegt dienaangaande dat uit de verklaringen van de aangever blijkt dat hij de overvaller zittend op de grond naast -en dus in de onmiddellijke nabijheid van- de fles wijn aantrof. Voorts overweegt het hof dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario zou betekenen dat er die dag een tweede indringer in het kantoor is geweest, te weten de overvaller, hetgeen het hof buitengewoon onwaarschijnlijk acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad hetzij aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een buurtsupermarkt en een restaurant op de wijze zoals bewezen is verklaard. In het laatste geval is bovendien grof geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Een overval is op zichzelf al een ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen veroorzaakt. In deze zaak gaat het bovendien om overvallen op mensen die zich in hun eigen werkomgeving veilig moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis. Daarnaast brengen dergelijke misdrijven financiële schade voor de benadeelden met zich mee.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal van een auto. Aldus heeft de verdachte de benadeelde overlast en financiële schade bezorgd. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Tegen het illegaal voorhanden hebben van wapens dient met het oog op de veiligheid van personen streng te worden opgetreden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2010 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van misdrijven waaronder geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof ziet onder ogen dat deze veroordelingen veelal dateren van tien jaar of langer geleden, maar is desondanks van oordeel dat de onderhavige feiten de verdachte als meermalen gewaarschuwd mens extra kunnen worden aangerekend.
Het hof is -alles overwegende- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.463,69.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.459,69.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.459,69 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 6]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 816,62, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 536,62.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 6 en 8 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] tot het gevorderde bedrag van EUR 1.459,69 (duizend vierhonderdnegenenvijftig euro en negenenzestig cent), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.459,69 (duizend vierhonderdnegenenvijftig euro en negenenzestig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Verklaart de benadeelde partij [aangever 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. R.M. Bouritius en mr. P.A. Offers, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 november 2010.
Mr. P.A. Offers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.