Rb. Rotterdam, 01-05-2020, nr. C/10/595019 / FA RK 20-2693
ECLI:NL:RBROT:2020:5473
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
01-05-2020
- Zaaknummer
C/10/595019 / FA RK 20-2693
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:5473, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 01‑05‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2020/69 met annotatie van Redactie
Uitspraak 01‑05‑2020
Inhoudsindicatie
Zorgmachtiging, artikel 6:4 Wvggz. Aangevoerde vormfouten leiden niet tot afwijzing van de zorgmachtiging. Uit zowel de stukken als de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt echter onvoldoende dat het in beperkte mate accepteren van hulp voor zijn somatische klachten op dit moment leidt tot ernstig nadeel bij betrokkene. Verder is er volgens de rechtbank onvoldoende sprake van een gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, accepteert betrokkene hulp bij het schoonmaken van zijn woning en geeft de beperkte zelfzorg en de vermagering van betrokkene onvoldoende aanleiding tot het toewijzen van gedwongen zorg. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595019 / FA RK 20-2693
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.
1. Procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 16 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 30 maart 2020;
de zorgkaart van 2 april 2020;
het zorgplan van 26 maart 2020;
de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
strafvorderlijke- en justitiële gegevens;
het schrijven van de advocaat van betrokkene van 30 april 2020;
Verder is door de rechtbank ontvangen op 1 mei 2020 de reactie van de officier op het schrijven van de advocaat van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene;
[naam specialist] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Yulius.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de verpleegkundig specialist laten weten dat zij het woord zou voeren en dat de psychiater [naam psychiater 2] stand-by was voor eventuele vragen van de rechtbank. Aangezien de rechtbank geen aanvullende vragen had aan de psychiater is hij niet gebeld. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank een bericht van de psychiater ontvangen van [naam psychiater 2] dat hij sowieso graag telefonisch gehoord had willen worden. De rechtbank was hier ten tijde van de behandeling niet van op de hoogte.
1.4.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.5.
De verpleegkundig specialist was voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij betrokkene in zijn woning. Betrokkene is toen hij hoorde dat er een zitting zou zijn de straat op gerend en bleek onvindbaar te zijn. De rechtbank stelt daarom vast dat betrokkene niet bereid was om gehoord te worden. De advocaat van betrokkene heeft aangegeven zich gemachtigd te voelen het standpunt van betrokkene naar voren te brengen, waardoor de rechtbank besloten heeft de mondelinge behandeling zonder betrokkene plaats te laten vinden.
2. Beoordeling
2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
Vormfouten
2.1.2.
De advocaat van betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek omdat de officier van justitie diverse formaliteiten niet in acht zou hebben genomen.
Overschrijding 4 weken termijn artikel 5:16 Wvggz
De advocaat heeft ten eerste naar voren gebracht dat er een (forse) overschrijding is van de termijn van 4 weken van artikel 5:16 Wvggz. De rechtbank wijst er in dit kader op dat de maximale termijn van 4 weken op grond van artikel 5:16 Wvggz begint te lopen na de mededeling zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 Wvggz. Het gaat dus om het moment waarop de mededeling is gedaan nadat de geneesheer-directeur is aangewezen. Dat de termijn al zou gaan lopen vanaf het eerste moment dat de betrokkene op een of andere manier wetenschap heeft van het voornemen tot aanvragen en dus al op 4 februari zoals de advocaat van betrokkene naar voren heeft gebracht, vindt geen steun in de wet.
De bedoelde mededeling is gedaan op 11 maart 2020. Het verzoek voor de zorgmachtiging waaruit de betrokkene kon afleiden dat aan de vereisten is voldaan, is vervolgens ingediend op 16 april 2020 en dus (net) buiten de termijn van 4 weken.
De wet verbindt geen consequentie aan het overschrijden van deze termijn, behalve een mogelijkheid tot schadevergoeding. De rechtbank volgt de advocaat niet in zijn verweer dat een overschrijding van de termijn in dit geval zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek. De betrokkene is niet geschaad in zijn belangen voor de procedure voor de zorgmachtiging en daarom, mede gezien de aard van de procedure die gericht is op het wegnemen van ernstig nadeel voor de betrokkene of voor anderen, kan deze ‘vormfout’ niet leiden tot afwijzing van de zorgmachtiging.
Niet onverwijld zoals bedoeld in artikel 5:17 Wvggz
De advocaat heeft verder naar voren gebracht dat het verzoek niet onverwijld is ingediend nadat bekend is geworden dat aan de eisen is voldaan. Op 3 april 2020 wist de officier van justitie dat voldaan was aan de eisen en pas op 16 april 2020 is het verzoek ingediend. Dit is een periode van 13 dagen en daarmee niet onverwijld, aldus de advocaat. De rechtbank is van oordeel dat ook deze overschrijding de belangen van betrokkene voor wat betreft deze procedure niet heeft geschaad en ook deze overschrijding kan daarom mede gezien de aard van het verzoek niet leiden tot afwijzing van het verzoek.
Justitiële informatie
De advocaat heeft verder naar voren gebracht dat de justitiële informatie die is ingebracht in de procedure niet relevant is omdat het ging om zeer oude veroordelingen. De rechtbank overweegt dat op de justitiële informatie weliswaar zeer oude veroordelingen staan, maar dat dit niet zonder meer betekent dat deze niet relevant kunnen zijn. Bovendien geldt dat de belangen van de betrokkene niet zijn geschaad in het kader van deze procedure. De informatie is slechts in zeer beperkte kring gedeeld en verder niet door de rechtbank gebruikt of in de procedure besproken.
Medische verklaring
De advocaat van betrokkene heeft tot slot aangevoerd dat [naam psychiater 1] , de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld werkzaam is bij Yulius, dezelfde zorgaanbieder als waar de zorgverantwoordelijke werkt. Dit zou niet verenigbaar zijn met artikel 5:7 sub c Wvggz, waarin is vastgelegd dat de psychiater onafhankelijk dient te functioneren van de zorgaanbieder. Uit de Nota van wijziging (Kamerstukken II 2013/14, 32399, nr. 10) blijkt echter dat deze bepaling niet inhoudt dat de psychiater die de medische verklaring opstelt niet in dienst mag zijn van de zorgaanbieder, omdat dit vanwege de schaalgrootte van de ggz-instellingen in de praktijk onhaalbaar zou zijn. De onafhankelijkheid van de psychiater dient vooral gewaarborgd te worden in de relatie tot betrokkene. De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld absoluut niet betrokken is geweest bij de behandeling van betrokkene. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding om aan te nemen dat [naam psychiater 1] niet onafhankelijk is.
Beoordeling verzoek
2.1.3.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat uit deze verklaring niet direct volgt welke symptomen maken dat betrokkene gediagnosticeerd kan worden met schizofrenie. Verder wordt in de verklaring aangegeven dat er geen floride psychotische kenmerken zijn waargenomen tijdens het (telefonische) onderzoek van betrokkene. De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene ruim vijfentwintig jaar geleden is gediagnosticeerd met schizofrenie en dat zij, gelet op het contact dat ze heeft gehad met betrokkene, nooit vraagtekens bij deze diagnose heeft geplaatst. Ook heeft zij verklaard dat betrokkene in korte gesprekken adequate antwoorden kan geven, maar dat wanneer een gesprek langer duurt, de psychotische kenmerken duidelijk door haar en haar collega’s worden waargenomen. De psychiater heeft betrokkene (vanwege de maatregelen tegen het coronavirus) alleen telefonisch kunnen onderzoeken. Dit is volgens de verpleegkundig specialist de reden dat er tijdens het onderzoek geen floride psychotische kenmerken zijn waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende vaststaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.1.4.
Uit de overgelegde stukken en de verklaring van de verpleegkundig specialist tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat er sprake is van somatische problematiek bij betrokkene. Hij heeft een pacemaker en gebruikt antistollingsmedicatie. Betrokkene laat de trombosedienst echter wisselend toe, lijkt niet adequaat om te gaan met zijn medicatie en weigert zijn pacemaker te laten controleren door de cardioloog. Hierdoor zou betrokkene risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel lopen. Daarnaast is aangevoerd dat betrokkene twee keer dreigend is geweest naar een ambulant behandelaar, waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar zou zijn. Ten slotte is er sprake van beperkte zelfzorg bij betrokkene, is hij de afgelopen periode vermagerd en verwaarloost hij zijn woning.
2.1.5.
Ten aanzien van het gedrag van betrokkene dat als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel zou leiden overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel er zorgen bestaan over de somatische problematiek van betrokkene, laat betrokkene – in beperkte mate – hulpverleners toe om zijn somatische toestand in de gaten te houden. Hij laat de trombosedienst regelmatig binnen. De betrokkene heeft verder bij zijn advocaat aangegeven dat hij de batterij van zijn pacemaker zal vervangen voor de bij hem bekende uiterste termijn van 6 jaar. Zowel uit de stukken als de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt onvoldoende dat het in beperkte mate accepteren van hulp voor zijn somatische klachten op dit moment leidt tot ernstig nadeel bij betrokkene. Daarnaast is aangevoerd dat er sprake is van dreigend en agressief gedrag bij betrokkene, maar dit is alleen tegenover hulpverleners van het FACT-team en mede veroorzaakt door de spanning rondom de zorgmachtiging, waardoor er volgens de rechtbank onvoldoende sprake is van een gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Verder accepteert betrokkene hulp bij het schoonmaken van zijn woning, waardoor deze niet meer vervuild is. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de beperkte zelfzorg en de vermagering van betrokkene onvoldoende aanleiding geeft tot het toewijzen van gedwongen zorg.
2.1.6.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.
2.1.7.
Het voorwaardelijke verzoek van de betrokkene om vergoeding van zijn schade vanwege de gemaakte (vorm)fouten hoeft niet te worden behandeld omdat aan de voorwaarde (toewijzing van het verzoek) niet is voldaan.
3. Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 1 mei 2020 mondeling gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 11 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.