Hof 's-Hertogenbosch, 20-02-2019, nr. 20-003592-17
ECLI:NL:GHSHE:2019:4845
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
20-02-2019
- Zaaknummer
20-003592-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4845, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 20‑02‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:496
Uitspraak 20‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003592-17
Uitspraak : 20 februari 2019
VERSTEK (oip)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 november 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-700156-17 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 15 november 2017 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van feit 2, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zonder daarbij een bijzondere voorwaarde te stellen.
Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Volgens de advocaat-generaal dient de benadeelde partij [benadeelde 1] in het overige van de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder 2 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Ten overvloede merkt het hof op dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] verband houdt met het onder 2 ten laste gelegde feit en gelet op het voormelde is die vordering niet meer onderworpen aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een TomTom en/of twee kratten Jupiler en/of zes flessen cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2017 tot en met 12 juli 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand, gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen geld en/of postzegels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of postzegels onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.hij op of omstreeks 25 juni 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand/gebouw, gelegen aan de [adres 3] , weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar voornoemde woning/pand/gebouw is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meer slot(en) aan/van een of meer (toegangs)deur(en) van voornoemde woning/pand/gebouw heeft/hebben verbroken en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 16 mei 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een TomTom en twee kratten Jupiler en zes flessen cola toebehorende aan [benadeelde 1] ;
3.hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2017 tot en met 12 juli 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen geld toebehorende aan anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4.hij op 25 juni 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan de [adres 3] , weg te nemen goederen van hun gading en/of geld toebehorende aan [benadeelde 3] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, naar voornoemde pand zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader een slot van een toegangsdeur van voornoemd pand hebben verbroken en geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd als:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Hiermee heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt aan de heer [benadeelde 1] . Ook heeft de verdachte inbreuk gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer en heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn vertrouwen, terwijl [benadeelde 1] destijds een vriend van de moeder van de verdachte was en behulpzaam wilde zijn en was geweest.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een aantal inbraken in het complex waar eveneens zijn moeder woonachtig is. Ook heeft hij samen met een ander getracht in datzelfde complex in te breken. Wederom heeft hij schade en overlast veroorzaakt aan anderen. Daarnaast heeft hij herhaaldelijk blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts ten nadele van de verdachte rekening gehouden met het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2018 waaruit blijkt de verdachte reeds eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op 23 april 2015 is de verdachte veroordeeld ter zake van een diefstal uit een woning tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Kennelijk heeft dit hem niet weerhou-den wederom te recidiveren.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 28 januari 2019 geadviseerd om een onvoorwaar-delijke ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen. In het rapport staat onder andere opgenomen dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, dat het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog en dat de reclassering geen alternatieven ziet om te komen tot een gedragsverandering in delictgedrag.
Het standpunt van de reclassering is begrijpelijk, maar het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat op dit moment het opleggen van een ISD-maatregel nog niet aan de orde is. Wel zal het hof de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de hoeveelheid strafbare feiten, de ernst van het bewezen verklaarde, de mate waarin het bewezen verklaarde schade teweeg heeft gebracht en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder veelvuldig ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Alles overziend, acht het hof een gevangenis-straf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 937,80 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bevat de volgende posten.
Materiële schade
TomTom € 199,00
Klopboor € 120,00
Haakse slijpmachine € 75,00
2 kratten Jupiler € 35,80
2 pakken van 6 flessen cola € 8,00 +
Totale materiële schade: € 437,80
Immateriële schade € 500,00 +
Totale schade € 937,80
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof overweegt met betrekking tot de materiële schade het volgende.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg verklaard dat hij de schade [het hof begrijpt: materiële schade] kan verhalen op zijn inboedelverzekering. Het inwinnen van de benodigde nadere informatie ter zake zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij [benadeelde 1] kan daarom in dit gedeelte van de vordering niet worden ontvangen en kan deze schade slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op de aard, de ernst van het feit en de gevolgen hiervan voor de benadeelde, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde rechtstreeks door het onder 1 bewezenver-klaarde feit heeft geleden naar billijkheid op het bedrag van € 300,00. In dat verband merkt het hof op dat de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zitting in hoger beroep te kennen heeft gegeven dat hij nog steeds last heeft van de psychische gevolgen van het onder 1 bewezen-verklaarde feit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen recht-streeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade. De verdachte en zijn mededader zijn tot vergoeding van die schade hoofdelijk gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 300,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding hoofdelijk op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
- -
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017 tot aan de dag der voldoening;
- -
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- -
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017 tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. J. Nederlof en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 20 februari 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.