NJ 1926, p. 199
Rechten der ambachtslieden uit art. 1650 B. W. Cessie van de vorderingen op den aanbesteder door den aannemer.
HR 06-11-1925, ECLI:NL:HR:1925:298, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 november 1925
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Hesse, Savelberg. Jhr. Feith en Visser.
- Zaaknummer
[06111925/NJ_1926,_p._199]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS101150:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1925:298, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑1925
- Wetingang
(BW art. 1650.)
Essentie
Rechten der ambachtslieden uit art. 1650 B. W. Cessie van de vorderingen op den aanbesteder door den aannemer.
Samenvatting
De ambachtslieden hebben geen rechtsvordering tegen den aanbesteder wanneer deze op het oogenblik der dagvaarding niets meer aan den aannemer schuldig is, doordat b.v. de schuld door betaling, zelfs al ware het vooruitbetaling, of door compensatie was te niet gegaan. Hetzelfde geldt wanneer de aannemer zijne vordering op den aanbesteder heeft gecedeerd, daar, ook al blijft dan de inschuld als zoodanig bestaan, zij heeft opgehouden van den aannemer te zijn.
Van een reeds bij het aannemingscontract of bij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.