Hof Arnhem, 16-11-2009, nr. 21-000247-07
ECLI:NL:GHARN:2009:BK7664
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
16-11-2009
- Zaaknummer
21-000247-07
- LJN
BK7664
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BK7664, Uitspraak, Hof Arnhem, 16‑11‑2009; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP6122, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP6122
Uitspraak 16‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Mensenhandel. De strekking van artikel 273a (oud), eerste lid onder 5e van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Op grond daarvan had verdachte de verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het meisje. Verdachte heeft verklaard dat hij van het meisje een identiteitsbewijs heeft gezien waaruit bleek dat zij achttien jaar was. Verdachte heeft ter adstructie van zijn betoog geen nader bewijsmateriaal aangedragen zodat niet gebleken is dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Dit geldt te meer nu zowel het meisje als haar vriendin hebben verklaard dat verdachte wist dat het meisje pas zeventien jaar was. Verder wordt de verklaring van verdachte tegengesproken door het meisje die aan de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat zij nooit haar legitimatie aan verdachte heeft laten zien.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000247-07
Uitspraak d.d.: 16 november 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 19 januari 2007 in de strafzaak tegen
verdachte
geboren in 1966,
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 febuari 2008, 18 november 2008 en 2 november 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de raadsman is aangevoerd dat het openbaar ministerie wegens verzuim van vormen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe is gesteld dat bij de opsporing en vervolging in strijd is gehandeld met de Aanwijzing mensenhandel, nu de getuigen niet zijn gehoord door verhoorders die competent zijn en scholing hebben gehad in het horen van slachtoffers van mensenhandel, de verhoren niet zijn opgenomen op geluids-en beelddragers en de Raad door de Kinderbescherming niet is ingeschakeld.
Het hof verwerpt het verweer. Het betoog van de raadsman ziet kennelijk op de Aanwijzing mensenhandel nr 2006A002, maar deze aanwijzing is pas op 1 april 2006 in werking getreden en daarom niet van toepassing in deze zaak. De bij deze aanwijzing vervallen verklaarde Aanwijzing aanpak mensenhandel en andere vormen van uitbuiting in de prostitutie nr A2000A015 die in de tenlastegelegde periode van toepassing was, kent de door de raadsman aangegeven voorschriften niet. Daarbij komt dat de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten van 6 april 2009 dateert en ziet op het horen van minderjarigen onder de zestien jaar. Deze aanwijzing is derhalve ook niet van toepassing in deze zaak.
Het openbaar ministerie kan derhalve ontvangen worden in de vervolging van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot 9 februari 2006 in Nederland, een ander, een meisje ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die ander enige handeling heeft ondernomen,
te weten
(terwijl hij wist dat dat meisje geld nodig had)
- -
hij in het eerste contact met dat meisje heeft aangegeven dat zij alleen hoefde te daten met mannen tegen betaling en dat het niet om seksuele handelingen ging en/of (vervolgens)
- -
het werven van klanten voor dat meisje met wie zij seksuele handelingen kon verrichten tegen betaling en/of
- -
het huren van een locatie op een recreatiepark alwaar dat meisje de seksuele handelingen met derden kon verrichten tegen betaling en/of
- -
het vervoeren van dat meisje naar die locatie en/of
- -
het verzorgen van eten en drinken en condooms voor dat meisje,
van welke handeling(en) hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat meisje zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handeling(en), terwijl dat meisje de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2005 tot 9 februari 2006 in Nederland, een ander, een meisje ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
te weten
(terwijl hij wist dat dat meisje geld nodig had)
- -
hij in het eerste contact met dat meisje heeft aangegeven dat zij alleen hoefde te daten met mannen tegen betaling en dat het niet om seksuele handelingen ging en
- -
het werven van klanten voor dat meisje met wie zij seksuele handelingen kon verrichten tegen betaling en
- -
het huren van een locatie op een recreatiepark alwaar dat meisje de seksuele handelingen met derden kon verrichten tegen betaling en
- -
het vervoeren van dat meisje naar die locatie en
- -
het verzorgen van eten en drinken en condooms voor dat meisje,
van welke handeling(en) hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat meisje zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handeling(en), terwijl dat meisje de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Mensenhandel.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van alle schuld omdat verdachte -kort gezegd- zich ervan vergewist heeft dat het meisje meerderjarig was en daarmee aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Verdachte heeft daarom verontschuldigbaar gedwaald omtrent de leeftijd van dat meisje.
Het hof verwerpt het verweer. De strekking van artikel 273a (oud), eerste lid onder 5e van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Op grond daarvan had verdachte de verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het meisje. Verdachte heeft verklaard dat hij van het meisje een identiteitsbewijs heeft gezien waaruit bleek dat zij achttien jaar was. Verdachte heeft ter adstructie van zijn betoog geen nader bewijsmateriaal aangedragen zodat niet gebleken is dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Dit geldt te meer nu zowel het meisje als haar vriendin hebben verklaard dat verdachte wist dat het meisje pas zeventien jaar was. Verder wordt de verklaring van verdachte tegengesproken door het meisje die aan de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat zij nooit haar legitimatie aan verdachte heeft laten zien.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 273a(oud) en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr R.C. van Houten en mr A.E. Harteveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs, griffier,
en op 16 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.