Hof Amsterdam, 24-10-2013, nr. 12/00116
ECLI:NL:GHAMS:2013:3905
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-10-2013
- Zaaknummer
12/00116
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:3905, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑10‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2625
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2014/4
Uitspraak 24‑10‑2013
Inhoudsindicatie
De apparaten worden met toepassing van aantekening 3 op Afdeling XVI ingedeeld onder post 8521 en niet onder post 8471 7050 van de GN omdat de weergavefunctie de hoofdfunctie is en de dataopslag een bijkomende functie vormt. Het beroep op de ITA overeenkomst faalt.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 12/00116
24 oktober 2013
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[A] te [P], belanghebbende,
gemachtigde: mr. H.C. de Bie (Greenberg Traurig, LLP),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 11/3859 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Nijmegen,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 11 mei 2010 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 1.145.810,65 aan douanerechten.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 24 juni 2011, de UTB gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 22 december 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 januari 2012, aangevuld bij brief van 13 april 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. De feiten
2.1.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, en de inspecteur als ‘verweerder’.
“Eiseres heeft in de jaren 2007 en 2008 op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van haar opdrachtgever [X] aangiften gedaan voor in het vrije verkeer brengen van zogenaamde [apparaten]. De [apparaten] zijn aangegeven onder GN-code 8471 7050.
Op grond van artikel 78, tweede lid, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW), is bij Iomega een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de onder andere door eiseres gedane aangiften. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport van 21 april 2010. De feiten hieruit vormen de grondslag voor de onderhavige utb.
Ten aanzien van volgende producten heeft verweerder eerdergenoemde utb’s opgelegd:
1) [apparaat] 320Gb + Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop [apparaat] Multimedia);
2) [apparaat] HD Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop [apparaat] HD Multimedia);
3) [apparaat] Pro Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Desktop [apparaat] PRO Multimedia);
4) [apparaat] Pro HD Multimedia Drive.pdf (HDD 3.5 Drive Desktop [apparaat] PRO HD Multimedia).
Blijkens de bijlage 2 van het controlerapport en hetgeen partijen hierover desgevraagd ter zitting hebben aangevoerd of verduidelijkt zijn deze producten toestellen voor het opslaan op hun harde schijf van bestanden afkomstig van de computer, waaronder video-, muziek- en fotobestanden in diverse gangbare formaten. De opslag op de harde schijf van de producten geschiedt met behulp van de op de producten aanwezige firewire- of USB-aansluiting. Zonder tussenkomst van de computer kunnen de video-, muziek- en fotobestanden (multimediabestanden) door middel van een door de producten gegenereerd menu op een tv- of videomonitor worden weergegeven. Hierbij worden met behulp van in de producten aanwezige hardware en software de gecodeerde mediabestanden gedecodeerd en geconverteerd naar een (pal/ntsc) signaal, dat via één van de uitgangen van de producten, bijvoorbeeld composiet, S-VHS, component of scart, aan de overeenkomstige ingang van de tv- of videomonitor wordt aangeboden. Bij de producten onder 2 en 4 behoort een afstandsbediening. Zij hebben ook een HDMI-aansluiting.
In het controlerapport wordt de volgende tekst, afkomstig van de eerste bladzij van de handleiding, vermeld:
“Met de[X2] [apparaat] Multimedia-drive kunt u uw favoriete multimediabestanden op uw computer weergeven op uw tv. Kopieer gewoon films, foto’s en muziek van een pc of Mac-computer naar de [apparaat] Pro-drive via de USB- of FireWire-aansluiting. Daarna kunt u de films, diapresentaties van de foto’s en uw muziek op elk televisietoestel weergeven.”
2.1.2. Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van voormelde feiten.
3. Geschil in hoger beroep
3.1.
Tussen partijen is primair in geschil of de ‘[apparaten]’ onder post 8471 (vrij) dienen te worden ingedeeld, zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder post 8521 (13,9%), zoals de inspecteur bepleit.
3.2.
Zo het gelijk met betrekking tot 3.1 aan de inspecteur is, is subsidiair tussen partijen in geschil of de ‘[apparaten]’, in afwijking van de tariefpost 8521, op grond van de Information Technology Agreement (ITA) onbelast dienen te blijven.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
5. Relevante teksten van de GN en ITA
Post 8471
8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
8471 70 − geheugeneenheden:
(…) (…)
− − andere:
− − − schijvengeheugeneenheden:
(…) (…)
− − − − andere:
8471 70 50 − − − − − eenheden voor harde schijven
Post 8521
8521 Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner:
(…)
8521 90 00 − andere
De Information Technology Agreement luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
1. Each party’s trade regime should evolve in a manner that enhances market access opportunities for information technology products.
2. Pursuant to the modalities set forth in the Annex to this Declaration, each party shall bind and eliminate customs duties and other duties and charges of any kind, within the meaning of Article II:1(b) of the General Agreement on Tariffs and Trade 1994, with respect to the following:
( a) all products classified (or classifiable) with Harmonized System (1996) (“HS”) headings listed in Attachment A to the Annex to this Declaration; and
( b) all products specified in Attachment B to the Annex to this Declaration, whether or not they are included in Attachment A;
(…)”
Bijlage B
“(…)
Proprietary format storage devices including media therefor for automatic data processing machines, with or without removable media and whether magnetic, optical or other technology, including Bernoulli Box, Syquest, or Zipdrive cartridge storage units.
(…)”
6. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.1.
Gelet op de onder 2 genoemde objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten kunnen deze worden aangesloten op een computer en kunnen er bestanden worden opgeslagen op de harde schijf van de producten. In zoverre zijn de producten eenheden voor harde schijven als bedoeld onder de GN-code 8471 70 50. Uit de objectieve kenmerken en eigenschappen blijkt tevens dat de producten video-, muziek- en fotobestanden in een voor een tv bestemd signaal (pal/ntsc) kunnen converteren en via de daarvoor geëigende aansluitingen aan een tv- of videomonitor voor weergave daarop, kunnen aanbieden. Hieruit volgt dat de producten ook videoweergaveapparaten zijn als bedoeld onder post 8521. Nu de producten combinaties van machines van verschillende soorten zijn, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, dan wel machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, moeten de producten gelet op aantekening 3 op afdeling XVI (die de hoofdstukken 84 en 85 omvat), worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. De rechtbank is van oordeel dat de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex de functie van videoweergaveapparaat is. Dit blijkt uit de door eiseres niet bestreden weergave in het controlerapport van het geciteerde uit de handleiding van de producten. Blijkens dit citaat is het ondubbelzinnig de bedoeling van de producten dat deze worden gebruikt om de multimediabestanden op de harde schijf weer te geven op de tv. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit gebruik (als videoweergaveapparaat) de hoofdfunctie.
5.2.2.
De stelling van eiseres dat de producten in wezen “geavanceerde harde schijven” zijn, zowel als het gaat om hun functioneren als het gebruik, dan wel daarmee te vergelijken zijn en dat zij daarom moeten worden ingedeeld onder post 8471 70, volgt de rechtbank dan ook niet. Anders dan gewone losse harde schijven en opslageenheden als bedoeld onder post 8471 70 van de GS, beschikken de producten naast de harde schijf over hardware en software die de multimediabestanden decoderen en converteren naar een tv-signaal en beschikken zij over uitgebreide mogelijkheden voor aansluiting aan een tv- of videomonitor. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling geen productinformatie overgelegd, waaruit zou blijken dat de hoofdfunctie van de producten het gebruik als harde schijf zou zijn.
5.3.
Eiseres kan geen beroep doen op de diverse bindende tariefinlichtingen (bti’s) die zij heeft overgelegd, nu zij niet de rechthebbende van deze bti’s is. Niettemin kunnen deze bti’s bewijs leveren omtrent de indeling van de producten. De rechtbank is van oordeel dat deze bti’s niet het bewijs leveren dat de producten moeten worden ingedeeld onder de GN-code 8471 70, aangezien deze bti’s andere producten betreffen die niet te vergelijken zijn met de onderhavige.
5.4.
Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de ITA en het panelrapport kan haar niet baten aangezien een marktdeelnemer, gelet op de bijzondere kenmerken van het stelsel voor geschillenbeslechting binnen de WTO, dat een belangrijke plaats inruimt voor onderhandelingen tussen partijen, voor een rechterlijke instantie van een lidstaat niet kan aanvoeren dat een regeling van de Unie onverenigbaar is met bepaalde WTO-regels (zie arrest van 1 maart 2005, Van Parys, C 377/02, Jurispr. blz. I 1465, punten 39 en 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De rechtbank is voorts van oordeel dat uitlegging van de GN zoveel mogelijk in overeenstemming met de ITA niet aan de orde is, omdat niet is gebleken dat de producten onder de werking van de ITA vallen. Eiseres heeft dit wel betoogd, maar niet aangetoond.
5.5.
Eiseres acht het niet redelijk en billijk dat zij eerst jaren later worden geconfronteerd met zeer hoge navorderingen, terwijl de douane bedrijven lange tijd in het ongewisse heeft gelaten. Voorts beroept zij zich op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW, het gecodificeerde vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiseres hierop kan niet slagen. Het toetsen van de utb aan nationale beginselen van redelijkheid en billijkheid is vanwege de directe werking van het Unierecht niet mogelijk. Voor toetsing aan nationale beginselen is vanwege de afschaffende en blokkerende werking van het Unierecht geen plaats. Slechts toetsing aan in het CDW gecodificeerde rechtsbeginselen en ongeschreven beginselen van Unierecht is mogelijk. Omtrent dit laatste heeft eiseres niets gesteld en voor zover zij dit wel gedaan heeft, heeft zij daaromtrent niets aangevoerd. Voor wat betreft het beroep op artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW merkt de rechtbank op dat eiseres niets heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat verweerder zich heeft vergist. Het betoog van eiseres dat de Europese Commissie zich heeft vergist en als douaneautoriteit moet worden aangemerkt, kan evenmin slagen aangezien niet is gebleken van enige betrokkenheid van de Europese Commissie bij de onderhavige aangiften. Van een vergissing van de douaneautoriteiten is derhalve geen sprake en het beroep van eiseres daarop faalt. De stelling van eiseres dat de utb en de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd zijn, wat daarvan ook zij, volgt de rechtbank evenmin. De utb moet ingevolge artikel 6, derde lid, van het CDW met redenen zijn omkleed. In het onderhavige geval is de utb vergezeld van toelichtingen en in de bijlage II: “Bevindingen boekenonderzoek Iomega (…)” is de utb uitgebreid gemotiveerd. De uitspraak op bezwaar is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met redenen omkleed.”
7. Beoordeling van het geschil
7.1.
Het doorslaggevende criterium voor de tariefindeling van goederen dient in beginsel te worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals omschreven in de tekst van de tariefposten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken.
7.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de onderwerpelijke apparaten alle zijn uitgerust met een harde schijf waarop digitale bestanden kunnen worden opgeslagen van externe bronnen. De apparaten kunnen daarom in beginsel als hardeschijfeenheden worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8471 7050. Het Hof merkt daarbij op dat voor “eenheden voor harde schijven” in de Nederlandse taalversie van genoemde postonderverdeling kennelijk dient te worden gelezen “hardeschijfeenheden”, dit gelet op de Engelse, Duitse en Franse taalversie van deze postonderverdeling (Hard disk drives, Festplattenspeichereinheiten, resp. Unités de mémoire à disques durs).
7.3.
Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat [zij] van origine fabrikant is van geheugeneenheden en dat zij, om zich te onderscheiden van andere fabrikanten, bepaalde geheugeneenheden heeft voorzien van de mogelijkheid bestanden te versturen naar, en daarmee zichtbaar te maken op, een extern scherm, ook zonder dat deze apparaten zijn aangesloten op een computer. Deze functie komt ook tot uitdrukking in de handelsbenaming ‘[apparaten]’.
7.4.
Naar ’s Hofs oordeel beschikken de apparaten daarmee over zodanige objectieve kenmerken en eigenschappen dat zij als videoweergaveapparaten vatbaar zijn voor indeling onder GN-post 8521 (Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner). In het midden kan daarom blijven of de apparaten tevens over een opnamefunctie beschikken.
7.5.
Ingevolge aantekening 3 op afdeling XVI worden machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. Nagegaan moet dus worden of de dataopslag (post 8471) dan wel de videoweergave (post 8521) de hoofdfunctie is.
7.6.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van 14 april 2011, C-288/09, British Sky, (r.o. 76 en 77) volgt dat voor het bepalen van de hoofd- en nevenfunctie als bedoeld in aantekening 3 op afdeling XVI acht dient te worden geslagen op de inherente bestemming van de goederen en dat daarbij rekening moet worden gehouden met wat voor de consument hoofd- en bijzaak is. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
7.7.
Blijkens de stukken van het geding worden de producten op de markt gebracht als mediaspelers, voor het afspelen van multimediabestanden op een televisie. Dat volgt ook uitdrukkelijk uit de onder de 2 geciteerde handleiding alsmede de door belanghebbende gebruikte handelsbenaming “[apparaten]”. Teneinde multimediabestanden te kunnen afspelen op een televisie, zonder verbinding met een computer, dienen de [apparaten] te beschikken over een geheugeneenheid voor de opslag van deze mulitmediabestanden. Deze geheugeneenheid kan ook worden gebruikt voor de opslag van andere data dan af te spelen multimediabestanden. Naar evenwel niet voor redelijke twijfel vatbaar is, wordt een mediaspeler door de consument primair aangeschaft voor het afspelen van multimediabestanden en niet voor data-opslag. Voor data-opslag kan immers worden volstaan met de aanschaf van een (goedkopere) externe harde schijf.
7.8.
Uit het voorgaande concludeert het Hof dat de weergavefunctie voor de consument de hoofdfunctie is en de dataopslag een bijkomende functie vormt.
7.9.
Met betrekking tot het beroep op de ITA overeenkomst overweegt het Hof dat volgens vaste rechtspraak bepalingen van overeenkomsten als deze voor particulieren geen rechten in het leven roepen waarop zij zich krachtens het Unierecht rechtstreeks kunnen beroepen. Het bestaande Unierecht dient wel voor zover mogelijk overeenkomstig de ITA te worden uitgelegd. Evenals de rechtbank komt het Hof tot het oordeel dat een uitlegging van de GN overeenkomstig de bepalingen van de ITA niet aan de orde is, reeds omdat niet is gebleken dat de [apparaten] onder bijlage B van de ITA vallen.
De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de onderwerpelijke apparaten daar niet onder vallen, omdat zij niet zijn bestemd voor computers. Belanghebbende heeft die stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken en uit de stukken van het geding valt evenmin af te leiden dat sprake is van een bestemming voor computers.
Slotsom
7.10.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
8. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.M. Vrouwenvelder, voorzitter, B.A. van Brummelen en D.B. Bijl, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, als griffier. De beslissing is op 24 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken. Wegens afwezigheid van de voorzitter heeft de oudste raadsheer ondertekend.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.