Einde inhoudsopgave
Frequentiebesluit 2013
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2013
- Bronpublicatie:
08-02-2013, Stb. 2013, 49 (uitgifte: 15-02-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-03-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2013, Stb. 2013, 49 (uitgifte: 15-02-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
1.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de toepassing en uitvoering van de veiling of de vergelijkende toets. Deze regels kunnen per vergunning verschillen.
2.
In het geval van een veiling hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op:
- a.
de wijze waarop een bod wordt uitgebracht;
- b.
de eisen die aan een geldig bod worden gesteld;
- c.
de zekerheidstelling dat een bod gestand wordt gedaan of kosten en schade kunnen worden verhaald;
- d.
maatregelen ten behoeve van een ongestoord en eerlijk verloop van de veiling, waaronder de gevallen waarin, de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder de veiling tijdelijk kan worden opgeschort, biedingen ongeldig kunnen worden verklaard en biedrondes opnieuw kunnen worden gehouden;
- e.
de bij veiling toe te passen methode ter vaststelling van het bod waarvan de uitbrenger in aanmerking komt voor verlening van de vergunning;
- f.
de eisen die gesteld worden met betrekking tot de wijze van betaling en het tijdstip waarop degene aan wie de vergunning wordt verleend deze betaling moet hebben verricht.
3.
In het geval van een vergelijkende toets hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op de criteria waarmee de kwaliteit van de aanvraag of de kwaliteit van de aanvrager wordt bepaald.
4.
In het geval van een vergelijkende toets met inbegrip van een financieel bod, kunnen de in het eerste lid bedoelde regels eveneens betrekking hebben op:
- a.
de gevallen waarin een financieel bod wordt uitgebracht alsmede de wijze waarop dat bod wordt uitgebracht;
- b.
de eisen die aan een geldig financieel bod worden gesteld;
- c.
de zekerheidstelling dat een financieel bod gestand wordt gedaan of kosten en schade kunnen worden verhaald;
- d.
de eisen die gesteld worden met betrekking tot de wijze van betaling van het financieel bod en het tijdstip waarop degene aan wie de vergunning wordt verleend deze betaling moet hebben verricht.
5.
In het geval van een vergelijkende toets houdt Onze Minister bij het opstellen van de criteria rekening met de doelstellingen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de wet.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, onderdeel b, van de wet.