Rb. Rotterdam, 19-10-2006, nr. 10/600119-05
ECLI:NL:RBROT:2006:AZ0546
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
19-10-2006
- Zaaknummer
10/600119-05
- LJN
AZ0546
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AZ0546, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 19‑10‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 420bis Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2006/447
Uitspraak 19‑10‑2006
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich, samen met anderen, in een georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen en hiervan een gewoonte gemaakt. Zij is tegen geldelijke beloning betrokken geweest bij het regelen van transporten van geldbedragen die verborgen zaten in geprepareerde schrijfmappen vanuit Nederland naar Ecuador. Verdachte heeft hierbij gehandeld louter uit financieel gewin.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Parketnummer: 10/600119-05
Datum uitspraak: 19 oktober 2006
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige strafkamer, zitting houdende te Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 september 2006, 4 oktober 2006 en 5 oktober 2006.
- 1.
Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 27 september 2006 en 4 oktober 2006 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vorderingen wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1, 2 en 3 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
- 2.
Voorvragen
Geldigheid van de dagvaarding
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 primair en 1 meest subsidiair telastegelegde feiten, beide voor zover het betreft de passage opgenomen bij het derde gedachtenstreepje (“op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks.......naar Ecuador en/of Colombia”), onvoldoende feitelijk zijn omschreven en ook onvoldoende naar tijd en plaats zijn bepaald. Hierdoor is het voor verdachte niet duidelijk welke handelingen haar hier precies worden verweten. De dagvaarding voldoet ten aanzien van deze passage dan ook niet aan de eisen als gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft dit onderdeel partieel nietig dient te worden verklaard.
- 3.
Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte .
1 primair
in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 27 oktober 2005 in Nederland en in België en in Ecuador, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, toen en daar krachtens die gewoonte meermalen
- *
van een grote hoeveelheid geld te weten:
- -
omstreeks 23 oktober 2005, 904.000,00 euro, tezamen en in vereniging met onder meer [persoon1] en [persoon2] vervoerd vanuit Nederland, via België, naar Ecuador en,
- -
omstreeks 23 oktober 2005, enig geldbedrag, tezamen en in vereniging met onder meer [persoon3] vervoerd vanuit Nederland, via België, naar Ecuador,
de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing verborgen en verhuld, en hebben zij, verdachte en haar mededaders verborgen en verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van bovengenoemde geldbedragen en verborgen en verhuld wie bovengenoemde geldbedragen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte en haar mededaders wisten dat de bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf,
en
bovengenoemde grote hoeveelheid geld verworven en voorhanden gehad en overgedragen, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen en overdragen van bovengenoemde geldbedragen wisten dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf;
2 primair
op 27 oktober 2005 te '[adres], tezamen en in vereniging met anderen,
- *
van een geldbedrag van in totaal 106.250,00 euro, de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld, en verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd geldbedrag en heeft verborgen en verhuld wie genoemd geldbedrag voorhanden heeft/hebben gehad terwijl zij, verdachte en haar mededaders wisten dat voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was van enig misdrijf;
en
- *
bovengenoemd geldbedrag van in totaal 106.250,00 euro verworven en voorhanden gehad en overgedragen, terwijl zij, verdachte, en haar mededaders ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen en overdragen van bovengenoemd geldbedrag, van in totaal 106.250,00 euro, wisten dat bovengenoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was van enig misdrijf;
- 3.
in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 27 oktober 2005 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en [persoon4] en [persoon5] en [persoon6], die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het witwassen van grote geldbedragen;
- 4.
op 27 oktober 2005 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 39,94 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- 5.
op 27 oktober 2005 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (van het merk Agram), en munitie (in totaal 76 stuks) van categorie II en III, te weten:
- -
4 7,62x25 kaliber patronen en,
- -
18 9 mm. kaliber patronen en,
- -
4 9 mm. kaliber patronen van het merk WIN en,
- -
1 (één) 9 mm. kaliber patroon van het merk LUGER,
voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverwegingen
Geld van misdrijf afkomstig
Voor beantwoording van de vraag of bovenbedoelde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren zijn de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Tijdens het onderzoek in de onderhavige zaak zijn meerdere koeriers aangehouden terwijl zij grote hoeveelheden geld vervoerden van Nederland, via België, naar Ecuador. Deze geldbedragen bevonden zich in hun bagage en zaten telkens verstopt in geprepareerde schrijfmappen. In elke map zat een bedrag van € 226.000,--. De koeriers reisden veelal in tweetallen, waarbij elke koerier was voorzien van twee van dergelijke geprepareerde mappen. De koeriers, die veelal werden gerekruteerd uit kringen in de prostitutie in Den Haag, hebben verklaard dat zij voor het overbrengen van het geld een vergoeding ontvingen van ongeveer
€ 4.000,-. Ook werd er gebruik gemaakt van veel verschillende koeriers.
Geen van de verdachten heeft aannemelijk kunnen maken dat er sprake zou zijn van een legale bron van inkomsten waaruit dergelijke hoge geldbedragen verklaard zouden kunnen worden. Ook hebben de verdachten geen redelijke verklaring voor het feit dat men er voor koos om via België te reizen. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat men hiermee geen ander doel voor ogen stond dan de strenge controles op Schiphol te ontlopen. In afgeluisterde telefoongesprekken wordt vaak gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Namen worden bijvoorbeeld zelden genoemd, schrijfmappen worden aangeduid als dingen, koeriers worden aangeduid als vogels en de dag van vertrek van één of meer koeriers als verjaardag.
Voorts vond dit alles plaats in kringen waarover aanwijzingen bestaan dat er sprake is van handel in verdovende middelen.
Door onder deze omstandigheden gebruik te maken van een dergelijke kostbare en risicovolle wijze van transport, die bovendien ook veel tijd in beslag neemt kan het naar het oordeel van
de rechtbank niet anders zijn dan dat de geldbedragen, middellijk of onmiddellijk, afkomstig waren van enig misdrijf.
Wetenschap
Door mee te werken aan geldtransporten als bovenbedoeld, onder andere door het aanschaffen van de schrijfmappen en koffers, moet verdachte hebben geweten, dan wel op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard, dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Gewoonte
Weliswaar kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte ook buiten de periode van 17 oktober 2005 tot en met 27 oktober 2005 zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen, desalniettemin acht de rechtbank bewezen dat zij hiervan een gewoonte had gemaakt.
Vast staat dat verdachte in een periode van tien dagen betrokken is geweest bij een drietal geldtransporten naar het buitenland die alle plaatsvonden omstreeks 23 oktober 2005. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gewoonte, zijn niet alleen de duur van de periode en de frequentie van de gepleegde handelingen van belang, maar ook de intentie van de verdachte bij een en ander. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 17 oktober 2005 betrokken is geweest bij het bestellen van schrijfmappen en bijbehorend verpakkingsmateriaal. Zij was daarbij in gezelschap van de medeverdachte [persoon5], naar eigen zeggen een goede vriendin van verdachte, die in die periode ook bij verdachte in de woning verbleef. Ook na de bestelling bleef verdachte betrokken bij de schrijfmappen. Zo vonden er over de mappen diverse telefonische contacten plaats met onder andere [persoon5], welke er op duiden dat verdachte op de hoogte was van het doel waarvoor de mappen gebruikt zouden gaan worden. Ook het feit dat verdachte tijdens deze telefoongesprekken gebruik maakte van versluierd taalgebruik op een wijze als hierboven reeds is aangegeven, wijst in die richting.
Nadat verdachte zich voorafgaand aan het weekend van 23 oktober 2005 heeft ingespannen om de mappen en koffers voor de koeriers te verzorgen, werden na 23 oktober 2005 de bestelde mappen door verdachte opgehaald en in haar woning opgeslagen. Het aantal mappen, 60 stuks, duidt er op dat het kennelijk de bedoeling was dat de transporten van 23 oktober 2005 nog een vervolg zouden krijgen. Niet aannemelijk is immers dat de mappen voor enig ander doel dan de geldtransporten zouden zijn aangeschaft.
Verder staat de naam van verdachte vermeld op een notitie die is aangetroffen in de woning van [persoon4], zijnde de medeverdachte die wordt gezien als degene met een leidende en organiserende rol binnen de organisatie welke zich met de geldtransporten bezighield. Hoewel dit om verklaring vraagt heeft verdachte zich bij vragen door de rechtbank hierover beroepen op haar zwijgrecht.
Tot slot is er nog een grote hoeveelheid geld in een van de slaapkamers van de woning van verdachte aangetroffen die daar door [persoon5] naar toe zou zijn gebracht. Mede gelet op de nauwe samenwerking tussen verdachte en [persoon5] acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte hiervan niet op de hoogte is geweest.
Uit bovengenoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de betrokkenheid van verdachte verder ging dan een incidentele en zodanig structureel was dat dit leidt tot de conclusie dat zij van het witwassen een gewoonte had gemaakt.
- 5.
De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- 6.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
- 7.
Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 subsidiair, 4 en 5 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 6 en nummer 12 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard en de onder de nummers 7 tot en met 9, 11 en 14 tot en met 17 genoemde voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, in een georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen en hiervan een gewoonte gemaakt. Zij is tegen geldelijke beloning betrokken geweest bij het regelen van transporten van geldbedragen die verborgen zaten in geprepareerde schrijfmappen vanuit Nederland naar Ecuador. Verdachte heeft hierbij gehandeld louter uit financieel gewin.
Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten, waaronder de handel in verdovende middelen, waarvan naar alle waarschijnlijkheid ook sprake is in de onderhavige zaak, vergemakkelijkt, in standgehouden en bevorderd. Het witwassen van geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer.
Voorts had verdachte opzettelijk een hoeveelheid van bijna 40 gram cocaïne in haar woning aanwezig. Een dergelijke hoeveelheid vormt op zich een indicatie dat verdachte betrokken was bij de handel in deze voor de volksgezondheid gevaarlijke stof, temeer daar in deze woning eveneens een vuurwapen met bijbehorende munitie is aangetroffen. Reeds het enkele voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote risico’s voor de veiligheid van personen met zich.
Ten gunste van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat zij pas in een later stadium bij de criminele organisatie betrokken is geraakt. Ook is rekening gehouden met de omstandigheid dat zij blijkens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 4 september 2006 niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 1 primair, 2 primair en 3 telastegelegde feiten wel bewezen acht, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere straf op te
leggen dan door de officier van justitie gevorderd, en acht zij na te melden straf passend en geboden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 1 februari 2006. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte welke ter terechtzitting nader zijn toegelicht ziet de rechtbank aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het voorwaardelijke deel strekt er mede toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld als vermeld onder nummer 1 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat geld het onder 2 primair bewezen geachte is begaan. Een kopie van de beslaglijst is als bijlage 4 aan dit vonnis gehecht.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als vermeld onder de nummers 9, 12, en 13 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 primair en 2 primair bewezen geachte is begaan en/of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als vermeld onder de nummers 7 en 8 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het onder 4 bewezen geachte en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als vermeld onder de nummers 14, 15 en 16 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen als vermeld onder de nummers 11 en 17 van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
- 8.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart de dagvaarding voor zover het betreft de passage als opgenomen bij het derde gedachtenstreepje onder zowel het 1 primair als het 1 meest subsidiair telastegelegde feit, nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het overige onder 1 primair telastegelegde alsmede het onder 2 primair, 3, 4 en 5 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
- -
het geld als vermeld onder nummers 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
- -
de voorwerpen als vermeld onder de nummers 9, 12 en 13 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
de voorwerpen als vermeld onder de nummers 7, 8, 11, 14, 15, 16 en 17 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- -
het geld als vermeld onder de nummers 2 tot en met 5 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
- -
de voorwerpen als vermeld onder nummer 6 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan [persoon7] van:
- -
het voorwerp als vermeld onder nummer 10 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en M.J.M. Langeveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Kloos en D. West, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2006.