NJ 2005, 569
Afwijzing van verzoek om schadevergoeding wegens ondergaan voorarrest na seponeren van de strafzaak door de rechtbank. Voorzitter van de rechtbankkamer die het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen, schrijft in een brief aan de advocaat dat indien de zaak niet was geseponeerd, de verdachte gelet op het dossier zeer waarschijnlijk was veroordeeld. Geen schending van de onschuldpresumptie.
EHRM 28-04-2005, ECLI:NL:XX:2005:AT7361, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
28 april 2005
- Magistraten
B.M. Zupancic, L. Caflisch, C. Bîrsan, M. Tsatsa-Nikolovska, V. Zagrebelsky, A. Gyulumyan, R. Jaeger
- Zaaknummer
72758/01
- Noot
N. Keijzer
- LJN
AT7361
- JCDI
JCDI:ADS118087:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2005:AT7361, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 28‑04‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 2
Essentie
Afwijzing van verzoek om schadevergoeding wegens ondergaan voorarrest na seponeren van de strafzaak door de rechtbank. Voorzitter van de rechtbankkamer die het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen, schrijft in een brief aan de advocaat dat indien de zaak niet was geseponeerd, de verdachte gelet op het dossier zeer waarschijnlijk was veroordeeld. Geen schending van de onschuldpresumptie.
Samenvatting
De onschuldpresumptie van art. 6 lid 2 EVRM is geschonden indien — voordat de schuld wettelijk is bewezen — in een uitlating door een justitiële autoriteit wordt geïmpliceerd dat een verdachte schuldig is. Daarbij moet de uitlating worden beoordeeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.