NJ 2005, 551:Een klacht over schending van art. 6 leden 1 en 3 (d) EVRM. Klager zou geen eerlijk proces hebben gehad omdat de verklaringen van de beweerde slachtoffers als bewijsmiddel zijn gebruikt bij zijn veroordeling zonder dat hij in de gelegenheid is gesteld tijdens het strafproces om deze personen te ondervragen. Gezien de praktische onmogelijkheid om de slachtoffers als getuigen op te roepen mag de nationale rechter besluiten om hun verklaringen te gebruiken als bewijsmiddel, zeker nu deze werden bevestigd door andere bewijsmiddelen. De klacht is niet-ontvankelijk (kennelijk ongegrond).