NJ 2001, 401
Anonieme getuigen en ondervragingsrecht. Uitputting nationale rechtsmiddelen. Toepassing 101a RO en motiveringsplicht 6 EVRM. Kennelijk leugenachtige verklaring als bewijsmiddel getoetst.
EHRM 04-07-2000, ECLI:NL:XX:2000:AD4207, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
4 juli 2000
- Magistraten
Palm, Thomassen, Gaukur Jörundsson, Türmen, Birsan, Casadevall, Maruste
- Zaaknummer
43149/98
- Noot
G. Knigge
- LJN
AD4207
- JCDI
JCDI:ADS146636:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2000:AD4207, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 04‑07‑2000
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; EVRM art. 6 lid 2; EVRM art. 6 lid 3 onder d; RO art. 101a
Samenvatting
Gebruik van anonieme getuigenverklaring wordt in het licht van de Van Mechelen-uitspraak getoetst aan de eisen van art. 6 EVRM. I.c. geen schending aangezien er een aanzienlijke hoeveelheid ander bewijs bestond en de anonymus geen politiefunctionaris was. De gevolgde procedure was toereikend om de beperkingen voor de verdediging te compenseren en benaderde zo veel mogelijk de situatie van een normaal getuigenverhoor (par. 1).
Een specifieke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.