NJ 2004, 473
Strafrechtelijke vervolging van een minister en andere betrokkenen voor het Belgische Hof van Cassatie, waarbij onduidelijkheid bestaat over de van toepassing zijnde procedureregels en waarbij de wet voorts niet voorziet in de mogelijkheid van voeging van de zaken van de andere betrokkenen. Schending artikel 6 lid 1 op beide punten.
EHRM 22-06-2000, ECLI:NL:XX:2000:AP0780, m.nt. E.A. Alkema (Coëme/België)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
22 juni 2000
- Magistraten
Rozakis, Baka, Conforti, Tulkens, Lorenzen, Tsatsa-Nikolovska, Levits
- Zaaknummer
32492/96
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AP0780
- Roepnaam
Coëme/België
- JCDI
JCDI:ADS146641:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Strafprocesrecht (V)
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2000:AP0780, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 22‑06‑2000
- Wetingang
Essentie
Strafrechtelijke vervolging van een minister en andere betrokkenen voor het Belgische Hof van Cassatie, waarbij onduidelijkheid bestaat over de van toepassing zijnde procedureregels en waarbij de wet voorts niet voorziet in de mogelijkheid van voeging van de zaken van de andere betrokkenen. Schending artikel 6 lid 1 op beide punten.
Samenvatting
Hoewel het Belgische recht geen procedure bevat voor de strafrechtelijke vervolging van (o.a.) ministers voor de verenigde kamers van het Hof van Cassatie, kan, gelet op de aard van de onderhavige zaak (overtreding van de strafwet), de doctrine en de jurisprudentie, niet gezegd worden dat daarover volledige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.