NJ 2000, 514
Wetgeving op het moment dat verschillende procedures met betrekking tot het betreffende onderwerp (waarin de staat partij is) nog aanhangig zijn: schending artikel 6 lid 1.
EHRM 28-10-1999, ECLI:NL:XX:1999:AD3102
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
28 oktober 1999
- Magistraten
Wildhaber, Ferrari Bravo, Caflisch, Makarczyk, Fuhrmann, Jungwiert, Fischbach, Zupanèiè, Vajiae, Hedigan, Thomassen, Tsatsa-Nikolovska, Pancru, Levits, Traja, Botoucharova, Bacquet
- Zaaknummer
2000/0462
- LJN
AD3102
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1999:AD3102, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 28‑10‑1999
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1
Essentie
Wetgeving op het moment dat verschillende procedures met betrekking tot het betreffende onderwerp (waarin de staat partij is) nog aanhangig zijn: schending artikel 6 lid 1.
Samenvatting
Hoewel het de wetgever in principe niet verboden in civiele zaken wetten met terugwerkende kracht aan te nemen, verhindert het principe van de ‘rule of law’ alsmede de notie van een eerlijk proces dat de wetgever zich mengt in juridische procedures met de bedoeling de uitkomst daarvan te beïnvloeden, tenzij daarvoor een dwingende grond uit hoofde van het algemeen belang aanwezig is (§ 57). In de onderhavige zaak kan het hof niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.