NJ 1999, 532
Kindermishandeling / schending 3 EVRM
EHRM 23-09-1998, ECLI:NL:XX:1998:AD4557 (A./Verenigd Koninkrijk)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
23 september 1998
- Magistraten
Bernhardt, Pettiti, Russo, Palm, Freeland, Kuris, Casadevall, Van Dijk, Toumanov
- Zaaknummer
99/0455
- LJN
AD4557
- Roepnaam
A./Verenigd Koninkrijk
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1998:AD4557, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 23‑09‑1998
- Wetingang
Essentie
Kindermishandeling. Schending art. 3 EVRM.
Samenvatting
Onder Engels recht kan in kindermishandelingszaken ter verdediging een beroep worden gedaan op het feit dat de bestraffing in redelijkheid noodzakelijk was. Het is aan het Openbaar Ministerie om buiten redelijke twijfel te bewijzen dat de bestraffing de grenzen van rechtmatige bestraffing te buiten ging. In de onderhavige zaak werd de stiefvader van klager door de jury vrijgesproken, ondanks het feit dat de door hem toegepaste bestraffing zodanig zwaar was dat deze binnen het bereik van artikel 3 EVRM valt (§ 23). Geconcludeerd moet worden dat het nationale ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.