NJ 1999, 111
Verzoeker in cassatie niet ingelicht over datum waarop zijn zaak zou worden behandeld / geen schending 6 EVRM / verzoeker niet in staat gesteld te reageren op conclusie A-G / schending 6 lid 1 EVRM
EHRM 27-03-1998, ECLI:NL:XX:1998:AD4550, m.nt. W.D.H. Asser
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
27 maart 1998
- Magistraten
Thór Vilhjálmsson, Walsh, Mifsud Bonnici, Kûris, Casadevall, Van Dijk, Pantiru, Voicu, Toumanov
- Zaaknummer
80/1997
- Noot
W.D.H. Asser
- LJN
AD4550
- JCDI
JCDI:ADS146713:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1998:AD4550, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 27‑03‑1998
- Wetingang
Essentie
Verzoeker in cassatie niet op de hoogte gesteld van de datum waarop zijn zaak zou worden behandeld. Geen schending art. 6 EVRM. Verzoeker niet in staat gesteld te reageren op de conclusie van de advocaat-generaal. Schending art. 6 lid 1 EVRM.
Samenvatting
Art. 6 EVRM verplicht de lidstaten niet tot het instellen van hogere beroepsinstanties of hoven van cassatie. Echter, indien dergelijke gerechten bestaan dient aan de waarborgen van art. 6 de hand te worden gehouden. Op welke manier art. 6 van toepassing is op dergelijke gerechten hangt af van de specifieke aspecten van de betreffende zaak, waarbij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.