NJ 1998, 506
Recht op privacy kan zich mede uitstrekken tot werkplek / waarschijnlijk telefoongesprekken gevoerd vanaf werkplek afgeluisterd / ‘interference by a public authorithy’ in casu kan niet gezegd worden dat inbreuk bij wet was voorzien / schending 8 EVRM / afwezigheid nationaal rechtsmiddel om tegen beweerdelijke schending 8 EVRM op te komen / schending 13 EVRM
EHRM 25-06-1997, ECLI:NL:XX:1997:AD5858, m.nt. P.J. Boon
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
25 juni 1997
- Magistraten
Bernhardt, Pettiti, Russo, Spielmann, Foighel, Morenilla, Freeland, Lopes Rocha, Kûris
- Zaaknummer
173/1996
- Noot
P.J. Boon
- LJN
AD5858
- JCDI
JCDI:ADS118026:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Informatierecht / Telecommunicatie
Onbekend (V)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:1997:AD5858, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 25‑06‑1997
- Wetingang
Essentie
Recht op privacy kan zich mede uitstrekken tot de werkplek. ‘Reasonable expectation of privacy’. Waarschijnlijkheid dat telefoongesprekken gevoerd vanaf de werkplek zijn afgeluisterd; ‘interference by a public authority’. Nu het nationale Engelse recht geen bepalingen bevat met betrekking tot het afluisteren van telecommunicatie via het interne (politiële) telecommunicatienetwerk kan niet gezegd worden dat de inbreuk bij de wet was voorzien (‘in accordance with the law’). Schending art. 8 EVRM. Afwezigheid van nationaal rechtsmiddel om tegen beweerdelijke schending van art. 8 op te komen. Schending art. 13.
Samenvatting
Het recht op privacy en het recht van correspondentie strekt zich mede ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.